fbpx

Duivenissen

Inlogformulier

Google+

In deel 1 kon u lezen hoe de gebroeders Cattrysse hun stam vormden via oordeelkundige lijnenteelt, met als eerste orgelpunt de fenomenale 45-45. In de "45" zaten veel ingebrachte vreemde bloedlijnen, maar toch was hij subtiel in de familie gekweekt. Dat zal ook na 1945 het handelsmerk blijven van de gebroeders Cattrysse: lijnenteelt en verwijderde familieteelt. Hoe ze hun soort in de praktijk in stand hielden, ontdekken we in deze bijdrage.
We kunnen nu al vertellen dat de constante in de uitbouw van hun ras vooral het vertrouwen was in de eigen bloedlijnen. De gebroeders Cattrysse hebben zich nooit bezig gehouden met het kweken van andere rassen: ze zetten dus nooit Bostyns tegen elkaar of kruisen geen Vander Espts met Hector Desmets. Ze waren altijd gefocuset op hun eigen bloedlijnen. Elke, maar dan ook elke koppeling moest minstens 50% Cattrysse zijn en dan nog liever 75%. Op die manier creëerden ze een heel coherente en eenvormige stam maar zonder risico voor verval. Daar moesten de bijgebrachte bloedlijnen voor zorgen: Bostyn, Hector Desmet, Derumeaux... Maar het moesten vooral snelle en oersterke Cattrysses blijven. En dit lukte hun wonderwel.

De oude en de nieuwe soort

Het einde van de oorlog en vooral de geboorte van de wondere "45" luidden in Moere een nieuw tijdperk in, zoveel is duidelijk. Zodra immers de kwaliteiten van het koppel Pette x Mette duidelijk worden, gaan de Cattrysses massaal kweken uit deze nieuwe goudader. Naast de "45" zelf, zullen een pléiade broers en zussen van die "45" in Moere zorgen voor meerdere generaties winnaars. Vanaf 1950 zit er in ongeveer elke koppeling een portie "45", hetzij via kinderen, hetzij via broers of zussen.
Toch waren de Cattrysses niet zo voortvarend om al hun eieren in één mand te stoppen. Ze gingen dus niet enkel de soort van de "45" kweken. Ze wilden namelijk het genenpotentieel zo breed mogelijk houden en zorgden er dus voor om naast de lijn van Pette, Mette en de "45" ook enkele oude vooroorlogse lijnen verder te kweken. Deze moesten op het gepaste moment voor de nodige variatie zorgen binnen de eigen stam.
Als de Cattrysses het hadden over de oude soort, dan bedoelden ze alles wat niet aan de "45" raakte, en dan hebben we het over de Oude Zwarte, de Figaro, de oude Witoogduivin enz.

Kweekkoppels à gogo

Een van de absolute sterkhouders voor de gebroeders Cattrysse was het feit dat ze nooit om kweekkoppels verlegen zaten. Ze hadden er werkelijk een neus voor. En als we spreken over "kweekkoppels" dan bedoelen we echt koppels die elk jaar 3 tot 4 zeer bruikbare duiven leveren met af en toe een topper ertussen.
Voor de oorlog hadden ze al een paar fameuze koppels bijeen waaronder de Gebroken Poot met de Sproete Lamote - ouders van het Bolje en zijn broers en zussen - en de Louis met de duivin van Deforche. Uit dit laatstgenoemde koppel kwamen meer dan een dozijn goede met o.a. de Cendré, de Madelon (duiver), de moeder Pette, de Kleine Blauwe, de Deserteur, de Kapisein (Capucijn?), de Akster, de Temmen, het Madammeke, de Chambaar, de Blauwe Bordeaux en niet op zijn minst de Langen jr.
Een ander belangrijk vooroorlogs koppel was natuurlijk de zopas genoemde Langen jr met het Spakje, een zus van Bolje. Omwille van het uitbreken van de oorlog zaten ze maar een paar maanden bijeen, maar dat was ruim genoeg om een blijvende stempel te zetten op de kolonie met o.a. de Geeloog, de Oude Witoog, het Klein Kopke, de Sprinter en het Boerinneke.
Meteen na de oorlog wisten de Cattrysses uit het materiaal dat de donkere jaren overleefde, diverse zeer degelijke kweekkoppels te formeren:
- in de eerste plaats het in vorige uitgave vermelde stamkoppel Pette x Mette dat kampioenen leverde van 1945 tot '48. Wat er daarna met beide gebeurde, is niet gedocumenteerd. Ze verdwijnen als het ware van de aardbol. Ze zijn dan beide pas 5 jaar oud...
- een ander begenadigd koppel, namelijk de Schone Blauwe van '39 met het Boerinneke, leverde o.a. de Kleinen, de zus Kleinen, de Oude Penne, de Vuile Blauwe, de Bleken en de Wittenborst. Het is trouwens dezelfde Schone Blauwe die vader is van Pette maar dan met een dochter Louis.
- ook het Bolje van '36 heeft de oorlog doorsparteld en levert in '46 en '47 nog een serie kampioenen gepaard aan een zus van Pette. Hierbij zit o.a. de vader van de "87" waarover straks meer.
- een broer van Bolje levert dan weer topmateriaal met een zus van de moeder van Mette (uit de Witslag, broer van de Schonen Blauwe). Uit dit koppel komen onder meer de Tsjallie, de Akster, de Rappen, het Angoulêmke...
- ook het Klein Kopke (zoon van de Lange jr) x Zus Pette vormden een uitstekend paar in de naoorlogse jaren '45 tot '48. Onder hun zonen: de fameuze "38", de Blok, de Slechtepenne, de Grote Blauwe, de "15", de Koo en de zoveelste "Lange".
Wat bij dit overzicht opnieuw opvalt, is dat de Cattrysses zeer intensief kweken uit slechts een paar koppels. En dat zal hun leven lang hun strategie blijven: niet uit dertig proefparen een koppeltje jongen testen en maar hopen dat er wat tussen zit, maar wel elk jaar uit de koppels waarin ze geloven of die al bewezen hebben, minstens 6 tot 10 jongen kweken voor eigen gebruik. Dit inzicht heeft hun nooit windeieren gelegd.
Op het schema kunt u - mits wat puzzelen - zien hoe al deze genoemde kweekkoppels zich tot elkaar verhouden.

Omdat overdaad schaadt, hebben we niet alle kinderen van alle kweekkoppels afgebeeld.
Zoals u ziet, hangt het allemaal erg aan elkaar natuurlijk en toch kun je op dit schema duidelijk zien hoe weinig er in feite ingeteeld wordt in Moere. Vrijwel alle koppels brengen duiven bijeen die zover mogelijk van elkaar verwijderd zijn, concreet wordt hier elke keer de lijn van de Schone Blauwe tegen de lijn van de Langen jr (zoon Louis) of de Boljelijn gekoppeld. Dit kan geen toeval zijn. De gebroeders wisten echt wel waarmee ze bezig waren.

Crescendo

Na 1950 gaat het nog crescendo in het formeren van topkoppels en het kweken van superieure rasduiven...
- allereerst is daar de "45" himself die na een verdienstelijke vliegcarrière met twee nationale overwinningen naar het kweekhok mag. De "45" had al wat topduiven gegeven, want hij kweekte eigenlijk met eender welke duivin supers, maar van '51 tot '56 zat hij haast exclusief tegen de Oude Witoogduivin, dochter van de Oude Witoog van '40 met een zus van de Kleinen (Schone Blauwe x Boerinneke). Jules Gallez noteert een paar keer dat de Oude Witoogduivin uit een zus van de "45" kwam, maar dit blijkt fout te zijn. Dat zou overigens veel dichtere inteelt zijn (oom x nicht) dan de Cattrysses ooit bedreven hebben. Volgens onze bronnen was de Oude Witoogduivin (dat "Oude" sloeg op haar vader, wel te verstaan) echt eentje helemaal van de oude vooroorlogse soort.
- in 1951 kweken de Cattrysses de beroemde "87" en ontdekken zo een belangrijk nieuw kweekkoppel waar ze tot in 1958 plezier aan zullen beleven. De doffer is de Oude Zwarte, 3314851-47, nog een laatste zoon van het Bolje van '36 met een zus van Pette. De moeder van de "87" was een duivin uit samenkweek met Pol Bostyn, namelijk de Kweekduivin 3636205-48. Over de afstamming van deze 205 bestaat onenigheid: het betreft alleszins een doffer van Bostyn (ofwel de Daladier ofwel een zoon van de Daladier ofwel een broer van de Dullen Blauwen, 4 nat. Pau) x een duivin van Cattrysse, vrijwel zeker de 886093-45, een zus van de "45". Het doet weinig ter zake, maar een super kweekduivin was de 205 alleszins. Onder de beroemdheden uit dat koppel vermelden we de "87" zelf, de Witterugge, de Cendré (een van de zovele Cendrés), de Witoog, de Herkuul...
- de "87" zelf was een kweekgenie en dit met diverse duivinnen. Hij vormde jarenlang een uitstekend duo met de duivin 3322146-52, een dochter van de "38" (oude soort: Klein Kopke x Zus Pette). Uit dit koppel stammen de Oude Dromer, de Oude Schone, de Samson en diverse dochters die goed doorkweekten. Wanneer deze dochter "38" in 1961 verkocht wordt, zit er reeds een jonge duivin klaar voor de "87", namelijk een dochter van de Figaro, waarmee hij zo mogelijk nog betere afstammelingen geeft: de Jonge Dromer, de Wittepenne, de Faro, de Gebroken Vlerk, de Oude Fijnen en nog wat excellente duivinnen. Maar de beste gaf de 87 reeds in 1953 en wel met de duivin 3322483-52, een dochter van de "45" x de moeder van de Prins van Hector Desmet. In deze combinatie gaf de 87 de fameuze Trimard, 3278784-53.
- met een andere duivin van Hector Desmet, namelijk een dochter van de Jonge Vendôme van Huyskens-Van Riel, gaf deze Trimard op zijn beurt de alom gekende Elfpenner. En daarmee zijn we beland bij mogelijks het beste kweekkoppel dat in Moere ooit bijeengezet werd: de Elfpenner x 3318235-54, een dochter van de "45" met zijn vaste duivin, te weten de Oude Witoogduivin. Ons is geen ander kweekkoppel bekend waar, zoals hier, drie nationale winnaars uit voortkwamen. En dan hebben we het over de Wittentik, 1 nat. Dax; de 90, 1 nat. Angoulême, en de Draaier, 1 nat. Royan. Nu kon het in Moere niet meer op. En dat was overigens niet alles: ook de andere broers (zoals de Boer, de Oude Blauwe, de Oude Bulte...) en zussen uit dat koppel waren fenomenen hetzij op de vlucht hetzij op de kweek. Zo werd uit een zus van de Draaier, ring 3101786-58, de Oude Fijnen geboren, ring 3233765-65. Hij won voor de combinatie Beuselinck-Cattrysse de titel van nationale Asduif KBDB Fond in 1971. Uit dezelfde moeder, maar nu met de Witterugge, werd ook de Prins geboren 3002612-62, die in 1964 de 1 nat. Angoulême won voor Cattrysse-Beuselinck. Wat een weelde.

De Boljelijn opnieuw bekeken

De aandachtige lezer zal opmerken dat de drie laatst genoemde kweekkoppels in rechte mannelijke lijn aan elkaar vasthangen en regelrecht teruggaan naar de onverwoestbare lijn van het Bolje. Een schema maakt dit wellicht iets duidelijker.

Het schema is vast een nuttig studieobject voor wie tot vandaag niet wist wat lijnenteelt eigenlijk is en hoe je dat in de praktijk brengt... Het genie van de gebroeders levert hier een schoolvoorbeeld.
Merk bijvoorbeeld op dat er bij vrijwel elke generatie een dosis nieuw bloed wordt ingevoerd, meestal half om half zodat elke koppeling zowat 75% Cattrysse inhoudt. Eén uitzondering: de koppeling Trimard met dochter Jonge Vendôme, wat maar 50% Cattrysse is. Maar de Cattrysses lossen dat elegant op door in de volgende generatie terug een 100% Cattrysseduivin te koppelen. Zo krijgen ze meteen terug de gewenste 75% combinatie. Geniaal toch?

De Barcelonalijn

Het voorgaande schema moest u overtuigen dat in Moere de Boljelijn tot ver in de 60-er jaren lijnrecht in stand werd gehouden - volledig in mannelijke lijn dan nog wel. De macho's van Moere, weet u nog? Uiteraard kwam daar via de inmenging van o.a. de zus Pette en de "45" ook een dosis Louislijn en Schone Blauwelijn aan te pas.
Maar toch slaagden de Cattrysses er steeds weer in om op eigen hok voor voldoende breedte te zorgen, met andere woorden de lijnen terug te laten uit elkaar lopen, om over materiaal te beschikken om in de eigen familie te kunnen "kruisen". Het zal de lezer ondertussen duidelijk zijn dat de Cattrysses helemaal geen intelers waren. Om hun eigen soort in stand te houden waren ze wel verplicht om af en toe in de familie te blijven, maar dat deden ze dan liefst met duiven die zo weinig mogelijk verwant waren aan elkaar; van een heel andere lijn dus.
De belangrijkste andere lijn - en we herhalen het, die lijnen waren natuurlijk niet helemaal vreemd aan elkaar - was wat we zouden kunnen noemen de Barcelonalijn, omdat er twee fameuze Barcelonavliegers een kernpositie innemen in deze lijn, zijnde de wondere Blauwentik van '55 en de Oude Barcelona van '53, allebei kleinzonen van de "45".
Deze lijn leverde twee superieure kweekkoppels op. Enerzijds was dat den Derumeaux met een dochter van die Oude Barcelona. Dit koppel leverde onder meer de beroemde Wittenbaard op, 1 nat. Carcassonne. Maar ook de broers en de zussen van die Wittenbaard waren van goudwaarde voor de stam en leverden ideaal "kruisingsmateriaal" voor o.a. de Boljelijn, zeg maar alles wat raakte aan de "87", de Draaier et tutti quanti. Het tweede kweekkoppel, dat halfweg de jaren 60 voor een massa goede duiven zorgde, bestond uit een dochter van het zopas genoemde koppel, een zus dus van de Wittenbaard, met de stervlieger uit Barcelona, de ongeëvenaarde Blauwentik Barcelona met zijn 4 absolute kopprijzen uit de Catalaanse hoofdstad.
We zetten het voor u even in schema.

Op dit schema merkt u dat de Cattrysses via samenkweek met Desmet, Bostyn en Derumeaux weer exact dat nodige tikkeltje vers bloed bijbrengen om weer minstens twee generaties verder te kunnen zonder verlies aan kwaliteit of vitaliteit. We mogen er trouwens van uitgaan dat via de vlassers Bostyn en Derumeaux er een flinke scheut Stichelbaut in de stam Cattrysse kwam.
Dat het systeem van kruisen binnen de familie werkte, bewijst onder andere de Oude Fijnen, de nationale asduif 1971, die uit zo een terugkoppeling geboren werd. Zijn moeder was namelijk een zus van de Draaier, maar dat wist u nog uit het andere schema.

Alle wegen leiden naar Rome

Cattrysse en Stichelbaut, twee rassen die het fondgebeuren in Vlaanderen gedurende minstens een halve eeuw zo niet domineerden, dan toch aardig wat glans en luister bijbrachten. En toch kan de manier waarop de twee rassen gevormd, uitgebouwd en in stand gehouden werden nauwelijks méér verschillen: Stichelbaut en zijn erfgenamen kozen voor de inteelt, zware inteelt zelfs, terwijl de gebroeders Cattrysse als de dood waren voor familiekweek.
Voor de beide systemen moet je over veel vakmanschap en feeling beschikken, zoveel is duidelijk. Maar het genie van de Cattrysses bestond erin dat ze er zonder echte inteelt in slaagden om een uiterst homogene stam te kweken: eenvormig van kleur, van postuur, van kweekvastheid en vooral van aanleg voor het spel en voor de kweek. Zij waren gedurende tientallen jaren de enige echte wereldkampioenen.

Een schone vlerke

Niemand die er nu nog aan twijfelt dat de gebroeders Cattrysse niet zomaar wat kweekten. Ze kweekten met visie, ze kweekten met feeling en ze kweekten met een onvoorwaardelijk geloof in de eigen soort.
Ze volgden zo consequent hun visie op de kweek dat ze onvermijdelijk tot een geheel eigen type duif kwamen. En nochtans waren de Cattrysses geen typekwekers in de strikte zin. Begrippen als compensatiekweek waren hun vreemd en hun duiven moesten veel eerder goed dan mooi zijn.
Door een toeval - ze startten immers met nogal wat blauwe duiven - bestond hun kolonie overwegend uit blauwe duiven, maar we hebben geen enkele indicatie dat ze daar eigenlijk belang aan hechtten. Blauw kweekt nu eenmaal gemakkelijk door.
Al zochten de Cattrysses niet naar mooie duiven, ze wisten wel heel goed welke kwaliteiten hun duiven moesten hebben. Zo hadden hun duiven zonder uitzondering soepele en rijkelijke spieren en een ijzersterk frame. De pluim moest vettig zijn en het is bekend dat de echte Cattrysses duiven zijn die gemakkelijk poederen als ze forme krijgen.
Alle types van duiven waren goed: kleine, lange, diepe, bollekes... en naar oogkleuren of oogtekens werd niet gekeken... als ze maar snel naar huis kwamen was het voor de Cattrysses al meer dan goed. Wat Oscar en Gerard wel graag zagen was een "schone vlerke", maar daar bedoelden zij dan gewoon een degelijke werkvleugel mee. Aan theorieën en boekenpraat hadden ze immers lak.

Het vervolg

Zowel tijdens hun leven als daarna, kenden de duiven van de gebroeders Cattrysse een ruime verspreiding. Links en rechts werden volledige kolonies opgebouwd met hun duiven en soms volstond zelfs één enkele Cattrysseduif om een duivenkolonie op een heel ander niveau te tillen...
Het is onbegonnen werk om alle hokken en melkers op te sommen die succesrijk waren met de Cattrysses. Je kon destijds haast geen duivenkrant openslaan of je vond er een pedigree van een topper met Cattryssebloed...
Na de dood van de broers Cattrysse bleek Maurits Beuselinck een waardige erfgenaam. Samen met zijn dochter Greta en haar man Wilfried Neyens slaagde hij erin de eer hoog te houden van de zo roemrijke duivenstam van de beroemde broers. Voorwaar geen gemakkelijke opgave, maar met een nationale overwinning uit Dax, een nationale asduif Fond, een nationaal kampioenschap bij de Entente Belge en tal van nationale spitsprijzen mag je toch al bij de mensen komen.
Dat Maurits goed bij de les was geweest, bewees hij door in de jaren 80 nog steeds duiven te kweken van het kaliber van zijn Coppi en Herkuul. De Coppi bv., 3164331-81, voorzichtig ingeteeld naar de nationale asduif de Oude Fijnen, vloog 7 nat. Cahors en 12 nat. Montauban en werd provinciale asduif Fond. Zijn iets jongere hokgenoot, de Herkuul met ring 3054242-84, werd nationale asduif BDS jaarlingen met o.a. 9/855 Orléans, 4/3459 prov. Poitiers en 3/13187 nat. Limoges.
Maar er was natuurlijk niet enkel Maurits Beuselinck om de soort van Cattrysse verder glans te geven...

Gedeelde roem is dubbel

Wie de Cattrysseduiven alle eer aandeed was natuurlijk de postman uit Zepperen, Jef Carlens, maar dat verhaal hebt u hier een tijd geleden al gelezen.
Bij leven kon je bij de Cattrysses zelden of nooit de topduiven kopen. Die hadden ze zelf nodig. Toch werd onder het gewicht van de jaren en de verslappende gezondheid in 1961 en 1964, vlak voor de dood van Oscar Cattrysse, een deel topduiven verkocht. Wie daar het beste bij vaarde, waren Jeroom en Roger Vereecke die er twee nationale overwinnaars kochten: de 90 en de Figaro. Ze zouden in Deerlijk samen met de Ware IJzeren en de Rosten Tanghe zorgen voor een blitzcarrière op de grote fond.
Wie er ook duchtig meewerkte aan de roem van de Cattrysseduiven was Verhaeghe, de koster van Eksaarde. Hij was kind aan huis in Moere en bezat ze uit al de beste lijnen. Hij is het ook die Hilaire Verhellen aan zijn beruchte Dromers en Baarden zal helpen.
En natuurlijk zijn er de talrijke kampioenen die lukten met één of meer ingebrachte Cattrysses. Op de eerste plaats mannen als Bostyn, Hector Desmet die er zijn Prins aan te danken heeft, Brouckaert van Wervik die uitstekend lukte met een kleindochter van de "45" (zijn Cattrysken), Jan Schreurs (nu Schreurs-Hauben) die zijn hele kolonie baseerde op één directe Cattrysse en verder de Vanhees, de gebr. Denys, dr Ide, Charles Vander Espt die bijzonder succesrijk was met de lijn van de "45", André Busschaert, en zo vele anderen. Ook Raymond Vansteenberghe had aan één Cattrysseduif genoeg (een dochter Figaro) om er een heel hok mee op te krikken. Hij zou ook de eerste Cattrysseduiven bezorgen aan Nouwen-Paesen uit Peer. En dan is er natuurlijk wijlen Emiel Matterne die wereldberoemd werd met zijn Cattrysses en bij wie de Cattrysses ook zelf meer dan eens een duifje terughaalden. En vergeten we tenslotte meester Edward Baeten niet, die de lezers van de krant jarenlang onderhield met verhalen en inzichten over zijn ervaring en successen met de beroemde soort uit Moere. Nu de meester een dagje ouder wordt, heeft hij uit respect zijn ganse kweekstal teruggebracht naar de bron in Moere.
En natuurlijk zijn daar nog Greta en Wilfried Beuselinck-Neyens . Zij hebben nog de oude soort zuiver bewaard. En als zij hun vastberaden plannen waarmaken, dan is de Cattryssesoort nog lang niet dood.

 

Bronnen

  • De verkoopprogramma's van Cattrysse en Beuselinck-Cattrysse 1938, 1949, 1952, 1959, 1961, 1966, 1967, 1969, 1973 en 1989
  • Edward Baeten, De Witte Veer
  • Jules Gallez, Geschiedenis van de Belgische Duivensport, deel 1
  • Piet de Weerd, Suizende Vleugels
  • Piet de Weerd, Het ras Janssen en andere beroemde rassen
  • Tal van artikels en reportages uit oude kranten en tijdschriften, en in het bijzonder de talrijke leerrijke geschriften van dorpsgenoot en huisvriend Gaspard Monstrey (GaMo).

 Nationale overwinningen

Volgens onze bronnen behaalden de Cattrysseduiven in Moere 23 nationale overwinningen. Hier een overzicht van wat we teruggevonden.

1930 1 Angoulême met de Louis
1932 2 België.-Holland Angoulême met Blauwe Bordeaux
1933 1 België-Frankrijk Angoulême met Gebroken Poot
1935 1 nat. Châteauroux met de Kleinen
1936 1 nat. Châteauroux met de Madelon
1947 1/408 nat. Bordeaux met de "45"
1947 1 nat. Cognac
1949 1e nat. kampioen Cureghem Centre
1949 1/314 nat. Angoulême met de "45"
1949 2 nat. Cahors
1950 1 nat. en internat. Libourne met de Limoges
1950 1/291 nat. Carcassonne met Wittenbaard
1950 1/3800 nat. Angoulême met de 38
1951 1 nat. Cahors met het Bordeauxtje
1951 1 nat. Dax met de 217-48
1957 1 internat. Angoulême met Wittenbaard
1957 1/2350 nat. Bordeaux met Figaro
1959 1/2547 nat. Cognac met de 94, zoon van de Laten
1959 1ste kampioen van België KBDB
1960 1/1231 nat. Angoulême met de 90
1961 1 België-Holland Barcelona met Blauwentik
1963 1/2304 nat. Royan met de Draaier
1964 1/1534 nat. Angoulême met de Prins
1964 nat. Asduif met Jonge Dromer
1967 1/632 nat. Dax EB met de Wittentik
1967 3 nat. Libourne met de Bulte
1971 1e nat. Asduif Fond met de Oude Fijnen
1974 2 internat. Narbonne met de Zwaren
1977 1e nat. Kampioen Cureghem Centre

[[[ martha cattrysse.jpg ]]]]

Martha Cattrysse, enige dochter van Oscar Cattrysse. Zij was het die tijdens WO II enkele duiven van de gebr. Cattrysse in veiligheid moest brengen. Ze huwde in 1949 met Maurits Beuselinck. Ze werd amper 33 jaar oud.

[[[ de 87 cattrysse.jpg ]]]]

De beroemde "87" Cattrysse, 3305187-51, kleinzoon van het vooroorlogs Bolje of Goed Bolleke. Als er nooit een "45" geweest was, was de "87" ongetwijfeld de nieuwe stamvader in Moere geworden. Nu had hij concurrentie buiten categorie.

[[[ blauwentikcattrysse.jpg ]]]]

De Cattrysses waren geen echte Barcelonaspecialisten. Ze opereerden het liefste op afstanden van 400 tot 800 km. Dit belette niet dat ze een der beste Barcelonavliegers uit de geschiedenis onder de pannen hadden, de beroemde Blauwentik Barcelona, 3016795-55, goed voor 4, 15, 41 en 80 nationaal Barcelona.

[[[ witterugge.jpg ]]]]

De Witterugge, 3318168-54, volle broer van de "87", vader van onder meer de Prins, 1 nat. Angoulême.

[[[ gerard met prins.jpg ]]]]

Na de dood van Oscar Cattrysse, vormde Gerard Cattrysse aanvankelijk tandem met Maurits Beuselinck. De successen gingen in Moere gewoon door: daarvoor zorgden duiven als de Prins, de Draaier, de Wittentik.

[[[ beuselinck-composiet.jpg ]]]]

Na de dood van de gebroeders Cattrysse werd Maurits Beuselinck samen met zijn dochter, een kleindochter dus van Oscar Cattrysse, de erfgenaam van de wereldberoemde bloedlijn. Hij wist de lijn intact te houden en er op zijn beurt hoge toppen mee te scheren.

[[[ fijnen.jpg ]]]]

Een van de absolute topduiven van de combinatie Cattrysse-Beuselinck was de Fijnen, later de Oude Fijnen genoemd. Hij werd in 1971 nationale Asduif.

[[[ volieres.jpg ]]]]


Nieuwe meesters, nieuwe wetten. Zo ook in Moere, waar na de dood van de Cattrysses de installaties toch een stuk gemoderniseerd werden. Hier een zicht op de ruime en gerieflijke volières die Maurits Beuselinck liet optrekken. Het ziet er nog altijd blauw van de Cattrysseduiven.

[[[ aflossing wacht.jpg ]]]]

Aflossing van de wacht: van links naar rechts wijlen Maurits Beuselinck, zijn dochter Greta en haar man Wilfried Neyens. Onder hun beiden willen ze de roem van de Cattrysseduiven in Moere nieuw leven inblazen nu Wilfried op pensioen is.

[[[ Coppi.jpg ]]]]

De Coppi, 3164331-81, werd provinciale asduif fond voor Maurits Beuselinck met twee knallers van nationale koppen: 7 nat. Cahors en 13 nat. Montauban.

[[[ Herkuul.jpg ]]]]

De Herkuul, eentje van de laatste lichting kampioenduiven door Maurits Beuselinck gekweekt in Moere. Hij werd nationale asduif jaarlingen bij de BDS. Met o.a. 3e nat. Limoges van 13187 duiven bewees hij dat ook 20 jaar na de dood van de gebroeders Cattrysse, er nog steeds de aloude kwaliteit zat in Moere.

Hits