HET VERHAAL JAN GRONDELAERS
Jan Grondelaers werd in 1920 in Opglabbeek geboren in een gezin met 5 kinderen. Thuis was nooit sprake geweest van duiven, maar kleine Jan was één en al aandacht voor de duiven van een buurman. Toen hij 11 jaar was kreeg hij het gedaan dat hij op een hokje in de tuin enkele reisduiven mocht houden. Als tiener poogde hij zelfs een paar maal aan prijskampen deel te nemen. De tweede wereldoorlog zou echter deze jonge carrière vroegtijdig afbreken.
Jan was echter niet de enige winnaar in zijn familie, want zijn broer Robert was een verwoed en bekwaam wielrenner. Om hem te begeleiden zou Jan Grondelaers in 1948 zijn plannen om opnieuw met duiven te beginnen opgeven. Met Jan als manager bereikte liefhebber Robert Grondelaers de top met onder andere een zilveren medaille op de Olympische Spelen in Helsinki.
In 1952 zou Jan Grondelaers echter voor de derde keer met postduiven starten. Deze keer was het gemeend. Tijdens zijn jaren als sportmanager had Jan Grondelaers toch wel een en ander geleerd dat ook van toepassing was op de duivensport: oefening en motivatie zijn broodnodig, maar doorslaggevend op termijn is de aangeboren klasse. Deze lessen zou Jan voor de rest van zijn leven onthouden.
De eerste duiven
De eerste duiven haalde Jan bij een melker in de streek die elke week de snelheidswedstrijden domineerde, een zekere Bammens uit Zwartberg. Bammens bezat een duif die 50 prijzen vloog per tiental waaronder 10 zuivere eerstes. Jan ging naar Bammens en kocht er de 3 beste duiven. Reeds in 1953 slaagde hij erin om herhaaldelijk de 2 of 3 eerste prijzen te spelen. Een superstar was geboren. Er werden duiven bijgehaald bij Durant in Geeraardsbergen alsook 1 duif bij de toen nationale tenor Hector Desmet. In 1955 kreeg Grondelaers echter een ervaring te verteren die hem voor de reste van zijn leven zou bijblijven. Op een keiharde vlucht aan 1000 mpm slaagde een zekere Fernand Kellens uit Winterslag erin om Jan met 6 duiven voor te spelen. Jan begon toen niet te zoeken naar excuses of geheimen, maar maakte een nuchtere conclusie: "Die Kellens heeft betere duiven dan ik. Die duiven moet ik hebben."
Er werd niet lang over geaarzeld en Jan ging er bij Kellens 10 kopen uit de goede, a rato van 500 frank het stuk. Hij kwam er ook te weten dat die duiven afstamden van duiven van Geyskens uit Testelt. De broer van Kellens had immers een schoenenzaak in Genk en betrok zijn koopwaar van schoenenfabrikant en duivenkampioen Alfons Geyskens uit Testelt. Vandaar. Ook hier was de logica voor Jan duidelijk: Geyskens was een goudmijn voor supersnelle duiven. Dus Jan stapte in zijn Simca en reed ook daarheen om er nog eens 10 te kopen. Kostprijs 1000 F het stuk. Een rechtsreekse Geyskens vloog bij Jan trouwens op 3 weken tijd 3 eerstes, samen goed voor 17 minuten vooruit. De soort van Geyskens zou vooral teruggaan op Jacq Tournier, Jos van den Bosch en Janssen.
Met de jaren kocht Jan bij Kellens alle goede duiven weg, zo ook de St.-Vincent, ring 5120155-59, een duif die op één seizoen de 1e prov. Angoulême en de 1e prov. St-Vincent vloog. Dat Jan het goed bekeken had zou blijken uit de superieure nakweek die deze duif gaf. Zijn zoon, de kleine 5126996-61 vloog de 1e prov. Limoges maar werd tevens vader van de Gestuikte 5111338-65, 2e prov. Cahors, 4e prov. Limoges maar tevens vader van de Orleans I en de Orleans II.
Uit een andere Kellens, namelijk de Goede Witveer, duif 5013679-56 en halfbroer van de St-Vincent, kwam dan weer de beroemde Dax (5003305-64) van Jan, zelf vader van de Kleine Dax 5260814-74, goed voor een 1e prov. Bourges in '76. Uit de lijn van die Dax zou Pros Roosen trouwens zijn Supercrack 327 kweken. Kellens Winterslag is met andere woorden niet weg te denken uit de stam Grondelaers. Zoveel is duidelijk.
1957 - 1960
Vanaf 1957 zou het met de Kellens en Geyskensduiven werkelijk los lopen. Jan speelde herhaaldelijk de volledige concurrentie op minuten. Zo speelde hij eens in 1959 de 8 eersten uit Tergnier tegen meer dan 1000 duiven. Nu kreeg hij pas de smaak helemaal te pakken. Met een originele Kellens behaalde hij reeds in 1959 de 2e nationale asduif KBDB. Dat het niet zijn laatste titel was is ondertussen genoegzaam bekend. De slechtste prijs dat jaar van de Kellens was de 16e tegen 2000 duiven. Daar op dat kleine hok (6 meter) met slechts 2 afdelingen en uit simpele materialen opgetrokken leerde Jan dat alle comfort aan een hok er slechts is voor de melker... en dat goede duiven uit zichzelf gezond weten te blijven.
In 1958 deed Jan weer een superieure aankoop, en wel op het hok van de mannekes van Arendonk. Jan had al geleerd dat het niet al goud is wat blinkt en dus nam hij iets uit de allerbeste kweker van het ogenblik, namelijk de Blauwe van 1948. Deze geschelpte duivin zou een echte stammoeder worden.
Vanaf 1960 werd Jan Grondelaers de te mijden persoon. Hij werd links en rechts uitgesloten en mocht in Opglabbeek nog slechts met 2 duiven aan elke wedstrijd deelnemen. Er werd dus gekeken naar een uitwijkmogelijkheid.
Het Stoces intermezzo
De toen volstrekt onbekende Frans Stoces woonde in Winterslag in een huurhuis van een zekere Bert Steyfkens van Genk. Stoces, een Tsjech van geboorte, die zijn kost verdiend had in de Kempische mijnen, maar reeds gepensioneerd was, verzorgde de duiven van Steyfkens in ruil voor gratis woonst. Omdat de resultaten feitelijk uitbleven wilde Steyfkens zich van de gehele kolonie ontdoen. Dit kwam Jan Grondelaers ter ore en hij dacht dat hierin een mogelijkheid stak om te ontsnappen aan de vele uitsluitingen en beperkingen. Hij kocht de duivenstapel van Steyfkens over, inclusief de diensten van de verzorger Frans Stoces. Toen inderdaad bleek dat ook nu de resultaten uitbleven voerde Jan zijn eigen verzorgingsmethoden en duiven in te Winterslag. Wat nu volgde zou voor eeuwig in de annalen van de duivensport worden opgenomen. De gelegenheidstandem Stoces-Grondelaers, maar met duiven die 100% aan Grondelaers behoorden, bereikte niet alleen plaatselijk maar ook provinciaal en nationaal de absolute top: provinciale overwinningen, asduiven waren nooit uit de lucht.
Er rezen echter probblemen toen Frans Stoces in de gelegenheid kwam het huis van Steyfkens te kopen. Hij werd plots financieel heel wat veeleisender t.o.v. Jan Grondelaers en een breuk kon niet lang uitblijven. Gezien Stoces zelf met duiven wilde verder gaan verkreeg hij er 18 van Jan uit de besten. De rest werd openbaar verkocht in 1965.
Stoces verkreeg onder andere een duivin en een duiver uit de Janssenduivin met de beste duiver van de Steyfkenssoort, namelijk de Lange. De duivin zette hij tegen een doffer van Jef Van Hamel, een graanhandelaar uit Heppen, die hij nota bene had leren kennen bij Grondelaers, en een superkweekkoppel was tot stand gekomen. Zo goed zelfs dat Jan Grondelaers er achteraf via een omweg meerdere duiven uit terughaalde. Het is echter goed voor de geschiedschrijvers om te weten dat de 66, de 74, de 80, de 99, de Linkerpoot, de provincialer, de fenomenale, het Bourgeske en zovele ander supers bij Stoces voor minstens 50% Grondelaers zijn.
Onder meer dat Bourgeske werd door Jan teruggekocht en zou grootmoeder worden van niemand minder dan de Goede Jaarling.
Janssen Arendonk
De moeder van deze superduivin was zoals gezegd een Janssenduivin, nl. de 6594934-55. Een eigen dochter van de Blauwe van '48 die Cretskens van Rotem voor Jan ging kopen bij de mannekens in Arendonk. "Die Blauwe van '48" is de beste kweker aller tijden" zegt Grondelaers zonder enige twijfel in zijn stem, "trouwens de gebroeders Janssen hebben de beste van de wereld gekweekt in hun gloriejaren: duiven voor de vlucht en nog beter voor de kweek. Ga maar eens na, als er ergens een superduif zit, is er heel vaak Janssenbloed in verweven ... ook bij Grondelaers". Enig speurwerk in het standaardwerk van Ad Schaerlaeckens over de beroemde Gebroeders Janssen stelt Jan in het gelijk: de Blauwe van '48 ìs inderdaad een onvoorstelbare kweker. Bij de gebroeders Janssen zelf is hij grootvader van de Bange '59, de Stier, de Geeloger, de Halve Fabry enz. Vanderflaes had er een kleinzoon uit met 20 eerstes, Koppel 17 van Marien Pieterse gaat langs beide kanten terug op de Blauwe van '48, de stammoeder van Staf Van Reet is dan weer een achterkleindochter van die fameuze stamduif. Uit deze laatste gaat Grondelaers trouwens bij Staf een zoon kopen, en niet zomaar eentje, maar de beroemde Prins die niet vies was van een eerste prijs (hij won er 32), als zijn broer de Daniël (goed voor 57 eerste prijzen!) hem al niet voor was. Gekoppeld aan zijn duiven kweekt Jan Grondelaers er zijn Stuka's uit, ook niet van de minsten...
En dan moet ik het verhaal van
de Châteauroux
nog vertellen. Grondelaers bezat nog een "Oude Lichte '57" duiver, made in Arendonk. De Oude Lichte was een hele fijne duif. Een andere vos, namelijk Piet de Weerd had hier lucht van gekregen en wilde de Oude Lichte kost wat kost kopen. Verkopen wilde Jan niet, ruilen voor iets anders eventueel wel. In de volières te Breda kreeg Grondelaers de rassigste fondduiven van België en Nederland in zijn handen, maar ze interesseerden hem nauwelijks. Uiteindelijk vond hij zijn gading in een welgeschapen geschelpte duivin van '58 waarvan Piet de Weerd beweerde dat het ooit de beste kweekduivin was van Eugène Mijlemans uit Heist-op-den-Berg. Jan was onder de indruk van de kwaliteit en liet zijn Janssendoffer in Breda. We schreven 1965. Grondelaers zou Grondelaers niet heten als hij niet het fijne wilde weten over die duivin. Mijlemans werd konsuis naar Opglabbeek gelokt om de duiven van de uitverkoop Stoces/Grondelaers te komen zien. Jan stak hem natuurlijk tussendoor de bewuste duivin in zijn handen, maar er gebeurde niets. "Bekijk die eens goed", zei Jan schalks. "Maar godv.... da's mijn beste kweekduivin" prevelde Mijlemans. En wat bleek, slimme Jan had niet enkel een goede duivin op de kop getikt, maar zonder het te weten opnieuw een eigen dochter van dezelfde Blauwe van '48 op zijn hok gehaald. Mijlemans was zo zeer onder de indruk van het gebeuren dat Jan instemde om in 1966 met de duivin aan samenkweek te doen: twee koppel jongen en elk om beurt kiezen. En zie: wie werd er toen geboren? De ondertussen wereldberoemde Châteauroux, juist. Dit noem ik geen geluk meer. Meer nog: Mijlemans had mogen kiezen. Hij koos de doffer en liet voor Grondelaers wat hij voor een duivin aanzag. "Ik zweeg maar", vertelt Jan nu nog, "want als ik had mogen kiezen had ik trouwens ook die frele doffer gekozen die klein van stuk was maar in mijn ogen barstte van kwaliteiten.... Nu waren we allebei content, maar ik had de beste!"
Hofkens
Jan Grondelaers was zich meer en meer gaan toeleggen op de halve fond en op de provinciale vluchten. Hij vond dat er stilaan wel weer wat versterking kon gebruikt worden. Die vond hij bij collega beenhouwer Gust Hofkens uit Merksplas. Iedereen weet ook dat Superjan altijd een goede neus heeft gehad om goede duiven op de kop te kunnen tikken. Zo had hij al bij Hofkens een resem goede duiven weggekocht, vóórdat de man wereldberoemd werd en vóór iemand anders of de pers er erg in had.
De basis bij Hofkens werd gelegd door Janssenduiven die Gust bekwam via Fons Janssen, een broer van de 'mannekes' uit Arendonk. Volgens een Spartaanse methode werden bij Hofkens de grootste prestaties neergezet. Hofkens durfde tot 50 eerste prijzen per seizoen spelen en dat volgens een ongesofistikeerd systeem. Dat was zeer naar de zin van Grondelaers. Ook Jan houdt immers niet van duiven die niet zelf kunnen gezond blijven, die opgefokt worden met artificiële middelen en overdreven comfort op het hok.
Wie kent er niet het superkoppel Driebander x Theeuwesduivin, de fenomenale Geschifte (6311120-72), de Fondman (6311131-72), de Kleinen, de Bourges (2e en 9e nationaal). De genoemde Driebander was zelf een kleinzoon van de beroemde stammaker de Eenoger. Jan kocht in 1965 voor veel geld het kweekkoppel van Hofkens "Eenoger 6353631 van '56 x Van den Boschduivin van '59" in de herfst van hun carrière. Ze kweekten samen nog slechts een viertal jongen bij Grondelaers, maar er was wel een superieure duif bij... Deze vloog als 2-jarige 13 op 14 met 7 eerste prijzen en 4 tweede!
Uit een dochter van de Eénoger won Jan zijn Bourges, 2e nationaal van 15.000 duiven en 1e provinciaal. De Eénoger komt trouwens ook 2 maal voor op de stamboom van de Orleans I en II.
Jan kocht bij Hofkens ook de nestbroer van de 'Kleinen': deze wordt de grootvader van de Goede Jaarling. Jan kocht er de Bourges: zijn dochter is moeder van Orleans I en II... Jan kochte er een zoon uit het koppel Driebander x Theeuwesduivin: zijn dochter is het Wit, moeder van de Goede Jaarling. En zo kunnen we doorgaan. Wat Grondelaers aanraakt wordt goud. Zoveel is duidelijk.
Vossestreken
Dat hij af en toe vossestreken uithaalde om de supers in zijn bezit te krijgen, daar komt Jan nu goedlachs voor uit. Bij Cobut bijvoorbeeld (in 1970), tekende hij op voorhand een cheque om 2 duiven te mogen kiezen op het hok, zonder enige aanwijzing van de eigenaar. Cobut verschoot zich echter een aap toen Jan op pure vakkennis voortgaande 2 nationale overwinnaars uit de hoop pikte. Er werd natuurlijk nog wat over en weer gediscuteerd, maar een koop is een koop en de 2 duiven, een duiver en een duivin gingen naar Opglabbeek. Een ervan (1e nat. Montauban) werd trouwens prompt de moeder van het Koninginneke of 1e nat.St.Vincent (die zelf, gepaard aan een Van Hee-duiver - een zoon van de Patrick -, moeder zou worden van de 1e nationaal Limoges 1978) voor Jan Grondelaers. Vaak stuurde Jan ook een stroman vooruit om een duif te gaan kopen die hijzelf misschien niet zou gekregen hebben ofwel veel te duur betaald zou hebben. Sluw, maar correct gespeeld.
Een andere list om een goede duif vast te krijgen bestond er voor Jan in om pas op een duif te gaan bieden als de vrouw des huizes in de buurt was. "Je hebt er meteen een bondgenoot bij", weet Jan, "want als een rechtgeaarde huisvrouw een bedrag hoort van 6 cijfers, dan denkt ze direct aan het salon dat moet vervangen worden, aan de overgordijnen die versleten zijn, aan het wasmachien dat een beetje lekt..."
Als Jan iets in zijn hoofd haalde, dan moest dat ook uitkomen. Koste wat het kost.
De snelste duiven van de wereld
Zo betitelde Piet de Weerd ooit de duiven van Staf Van Reet uit Mol. Staf had in de jaren zeventig inderdaad een superkweekkoppel. De duiver was de Genopte Witpen van '68 en de duivin was - uiteraard mogen we bijna zeggen - een Janssenduivin (uit de lijn Halve Fabry) nl. de Blauwe kweekduivin van '69. Uit dat koppel kwam ondermeer de fameuze Daniël (zo genoemd uit bewondering voor wielrenner Daniël Willems). De Daniël, ring 6635973-76, was goed voor 57 eerste prijzen op de snelheid, weekdag, zondag, weer of geen weer, met de wind of tegen de wind. Zijn broer de Prins, ring 6664391-72, was nauwelijks minder goed. Hij vloog 32 eerstes, en was heel vaak tweede achter zijn broer de Daniël. Een andere broer, de Dikke Prins 6710998-74 vloog 28 eerste prijzen en de Lichte Prins tenslotte vloog er 29. Grondelaers is er altijd graag bij als er zich bijna ongelooflijke dingen voordoen. Dus op een avond in 1978 trok hij - samen met zijn vriend Marcel Cretskens - op weg naar Mol, met een pak bankbriefjes op zak. Je weet maar nooit. Staf had toen geen licht op de hokken, en zo werden één voor een zijn sterren naar de woonkamer gebracht om te keuren. Grondelaers had al snel zin zinnen gezet op de Prins. Maar dit moest hij slim spelen, want de Prins was niet te koop. "Hoeveel zou dergelijke duif nu waard zijn op de markt?" vroeg Grondelaers langs zijn neus weg... "Toch wel 30.000" antwoordde de niets vermoedende Van Reet. Zijn vonnis was meteen bezegeld, maar hij wist het nog niet. Toen later op de avond een gemeenschappelijke vriend de bende kwam vervoegen, zei Jan droogweg: "Moet je nu eens horen, Staf zegt mij een prijs voor de Prins en nu wil hij hem niet verkopen". De vriend die het voorval niet had meegemaakt speelde in de kaart van Jan: "Allez Staf, een woord is een woord. Zo ken ik je toch niet..." Na nog wat over en weer gepraat stelde Jan voor: "Ik geef je er het dubbele voor, maar dan moet je mij nog een zuster erbij geven. U raadt het: de Prins verhuisde naar Opglabbeek. Hij werd er vader van een reeks Stuka's. De Stuka II bijvoorbeeld vloog 5x de eerste in goed gezelschap. De Stuka I, ring 5185502-79, vloog er 13 en werd daarna een uitstekend kweker.
Ook de duivin, namelijk de nestzuster van de Prins was een kweekwonder. Ze gaf ondermeer de 5023706-82 die de 1e prov. won uit La Souterraine. Later zou Jan ook nog de Daniël in zijn kweekhok krijgen voor samenkweek met de nieuwe bezitter, namelijk Verheye uit Mol. Uit deze samenkweek, Daniël x dochter Orleans II werd dan weer de fameuze Raket geboren bij Jan, ring 5172250-86.
Goed is niet genoeg
Het mag uit de stamopbouw van Grondelaers stilaan duidelijk zijn: voor Jan is goed niet goed genoeg. Enkel de uitzonderlijk duif is goed genoeg om bij een reeds hoogstaande stam nieuw bloed te komen injecteren. Zo kocht Jan ook de Zwarte van Leike Geris, ring 5146323-79, een duif die twee jaar aan een stuk iedereen bleef verbazen door haar kopprijzen. De Zwarte werd trouwens 2 jaar na elkaar 1e asduif bij de BDS. Tevens vertegenwoordiger voor ons land op de Olympiade te Praag in 1983 voor de Sportklasse. Pikant detail: er zat veel Stoces, zeg maar Grondelaersbloed in. Jan wilde die duif op zijn hok hebben, maar ze mocht ook niet te duur worden. Hij stuurde een vriend, namelijk Peter Trost, naar As met de duidelijke opdracht om zich niet meer zonder de Zwarte te laten zien bij Grondelaers. "Was ikzelf geweest, dan had ik de Zwarte wellicht te duur, of op zijn minst veel duurder betaald. De mensen weten onderhand wel dat ik niet meer achteruit ga als ik mijn zinnen op iets zet." Met een koppel jongen was ik effen met de vriend in kwestie. De Zwarte werd ook een superkweker: een van zijn zonen, de 6136036-85, heet de 'Moreno'. Dat zegt genoeg. Een andere zoon is de fameuze Zwarte, 5136053-85, die naar het kweekhok verhuisde nadat hij 6 eerste prijzen vloog. De Elfpender 5136015-85 is ook een zoon uit de Zwarte van Leike Geris. Hij vliegt onder meer een 1e prijs Orleans tegen 2045 duiven.
Of hoor je liever dit: toen een duifje van Henrix-Baers een ongelooflijke reeks overwinningen aan het neerpoten was, kwamen de vrienden van Jan hem opstoken. "Jan dit zou een duifje voor U moeten zijn". Toen de zoveelste (ik geloof dat het Pros Roosen was) hem kwam vertellen over de heldendaden van het duifje, had Jan alle moeite van de wereld om zich nog langer serieus te houden. Het duifje 539-81 zat immers al meer dan een week in de volière te Opglabbeek... amper een paar meter achter de rug van Pros... Weeral aangekocht via een 'stroman'. Dat is Jan Grondelaers ten voeten uit. Terwijl de anderen er achter komen dat er ergens een goede duif zit, heeft Jan ze al gekocht. Met een zuster van de Goede Jaarling gaf het superduifje van Henrix-Baers trouwens prompt een overwinnaar uit Orleans. Het volgend jaar stond Grondelaers zelf terug bij Henrix-Baers om er zijn "Asduifke" te kopen, 5000628-82 dat 2e nat. asduif werd KBDB, met onder andere een 1e prijs Laon tegen 3027 d. en een 1e prijs Melun tegen 6398 duiven.
1990
Dat we stilaan de jaren '90 zijn genaderd in ons verhaal zal de lezer wel duidelijk zijn. Jan heeft ondertussen zijn schoonzoon en tandemgenoot André Cardeynaels grondig opgeleid tot duivenman op het hoogste niveau. Gelukkig maar, want meer en meer laat de gezondheid van Jan hem in de steek. Hij blijft nog enkele jaren de drijfveer achter het hele gebeuren en de manager. Maar ook dat lijkt op vandaag teveel. Laat de nieuwe generatie nu maar tonen wat ze kan, is de boodschap van Jan. Waarmee wellicht een belangrijke pagina in de geschiedenis van de Belgische en de internationale duivensport wordt omgedraaid.
Waarom
Waarom we dit hele verhaal nog eens verteld hebben? "Er zijn vele mensen die denken dat Rome en Parijs in één dag gebouwd worden" filosofeert Jan Grondelaers. "Je wordt geen kampioen of vedette in een hokus pokus. Daar zijn zelfs 10 miljoen niet genoeg voor. Het is veeleer een leven lang op de loer liggen en toeslaan zoals een kat. Geduld hebben en aandachtig zijn. Alles horen, alles zien."
Het woord van een wereldkampioen.
Wat er ook duidelijk wordt in het hele verhaal, is dat Jan Grondelaers ondanks zijn regelmatige aankopen erin slaagt om een eigen stam te behouden. Alle goede duiven hangen nog steeds aaneen, nog steeds zijn de lijnen Kellens en Hofkens terug te vinden. Jan is helemaal geen inteler, maar toch houdt hij ervan de lijnen te behouden: Orleans, Goede Jaarling, 1e nationaal Bourges, enz.
40 JAAR AAN DE TOP
Provinciale overwinningen op het hok Grondelaers
1959 1 Luik Châteauroux
1960 1 prov. Châteauroux, 12 min. los
1 Orleans 2000 d.
1961 1e prov. Bourges (7' los)
1964 1,2,3,4 prov. Corbeil
1,2 prov. Orleans
1 prov. Toury
1965 1 prov. Salbris (broer stammoeder Stoces)
1968 1 s.-nat. & 1 prov. Châteauroux
1972 1 nat. & 1 prov. St-Vincent (Koninginneke 5127592-71)
1, 2 St.-Denis 3000 d.
1973 1 prov. Brive 1900 d. (Koninginneke 5127592-71)
1974 1 prov. Orleans snelste van 21.700 d. (Orleans I, 5140730-73)
1 prov. Dourdan 1496 d. (Orleans I)
1975 1 prov. Bourges 1700 d. 7' los (de Bourges, 5211298-73), 2e nat. 15.000 d.
1,2 prov. Brive 3700 d. 6' los (de Brive, 5127604-71)
1 prov. Orleans 3700 duiven (3' los), snelste van 19.800 (Orleans I)
1 prov. Pau (de 199)
1976 1 prov. Brive 24' los (777, broer Ijzeren)
1 prov. Bourges (5260814-74, de Kleine Dax)
1 prov. Narbonne
1 prov. Argenton
1977 1 ML Toury 1376 d. (Orleans I)
1 prov. Clermond-ferrand (broer Bourges)
1978 1 nat. & 1 prov. Limoges 5200 d. (Zoon Koninginneke, Zwarte Limoges 5208031-76)
1 prov. Orleans 1409 d. (Goede Jaarling 5286418-76)
1 prov. Orleans 4657 d. snelste van 20.800 (Orleans II, 5254072-75)
1979 1 prov. Orleans 1868 d. (Goede Jaarling 5286418-76)
1 ML Montargis 1185 d.
1 prov. Argenton (5208063-76)
1 prov. Orleans 1223 d.(5208063-76)
1980 1,2 prov. Brive 641 d. 15' los
1 prov. Argenton (104-78)
1 ML Etampes 2287 d.
1,2 ML Orleans 1938 d.
1982 1 prov. La Souterraine 6' los (5023706-82)
1 ML Melun 1886 d.
1983 1 prov. Orleans 3056 jd.
1 interprov. Vierzon 7' los
1984 1 prov. Argenton (5226200-81 uit broer Goede Jaarling)
1985 1 nat. & 1 prov. Bourges 10.410 d. (5131094-84 Bourges)
1987 1 prov. Bourges 1060 d., 2e nat. 10.163 d. (5023879-82 Lange)
1 prov. Tulle (de Tulle, 5136195-85)
1988 1 ML Orleans 1969 d.
1989 1 prov. Argenton 1103 d. (Carlo 5172396-86)
1 Orleans 2045 d. (5136015-85, zoon Zwarte Geris)
1 prov. Limoges 830 d. (5172311-86 Zoon Superkweker 917-84)
1 Orleans 2222 d.
1 Argenton 1603 d.
1990 1 prov. Limoges 986 d., 3e nat. 9672 d. (5285823-86, zoon Brave Peter x Toke)
1992 1 prov. Limoges 1256 d. (51166622-91)
DE KUNST OM IN DE SOORT TE BLIJVEN
Het fenomeen Jan Grondelaers
We kunnen zonder overdrijven stellen dat Jan Grondelaers een fenomeen is in de duivensport: één uit de duizend. Sinds de jaren vijftig onafgebroken aan de top, winnaar van de mooiste kampioenschappen en titels die er in ons duivenland te winnen zijn. Niet klein te krijgen, deze 'Sterke Jan', tenzij dan door zijn leeftijd en de verminderde fysieke conditie. Gelukkig is er echter zijn schoonzoon André Cardeynaels, die hem jaren terzijde staat en ondertussen voldoende opgeleerd is om de fakkel over te nemen. We hadden een gesprek met Jan over
Het geheim van zijn sukses
"Kijk", zegt Jan Grondelaers, "als je in een duivenkrant 100 reportages leest, dan lees je even zoveel keer hoe de weduwnaars gevoederd worden, hoe ze in conditie gebracht worden, aan welke bronnen geput werd, enz. Wat je echter zo weinig leest, is hoe de echte kampioenen erin slagen om kampioen te blijven. Kampioen worden kan bijna iedereen met een dosis geluk, kampioen blijven dat vraagt stielkennis. En als je mij vraagt waar het in de duivensport om draait, dan zeg ik onomwonden: de kweek. De kwaliteit van de kweek is de beslissende factor voor sukses, veel meer nog dan geluk, forme, kapitaal, inzicht, inzet en noem maar op." Op zijn minst een uitspraak om eventjes over door te bomen, zeker als ze uit de mond komt van een man als Jan Grondelaers. Die kan het toch weten, of niet soms?
Basismateriaal
Het is zonder meer duidelijk dat kweken uit minderwaardig materiaal tot niets leidt. Het is dus zaak aan de goede soort te komen. "De goede komen uit de goede, dat weet iedereen", aldus Jan Grondelaers, "maar ... de beste komen uit de beste". Het is altijd Jan zijn sterke kant geweest om de supers te gaan kopen waar ze zaten. "In het begin kocht ik de naaste familie van de beste duiven die ik wist zitten: zonen of dochters, broers of zusters. Dat was goedkoper dan de supers zelf. Maar na verloop van tijd kon ik het mij permitteren om af en toe de superduif zelf te kopen. Dit is natuurlijk de kortste weg. Erfelijkheid lijkt voor sommigen een loterij, maar dat is het niet: bekijk maar eens de stambomen van goede duiven."
Wat heet 'ras'
Jan Grondelaers is niet de man om theorie te gaan verkopen over duiven en zeker geen boekenpraat. Als hij spreekt over 'ras' bekommert hij zich dan ook niet om de definities van biologen en sociologen. "Ras interesseert mij niet" zegt Jan ronduit, "toch zeker niet als je er een 'grote naam' mee bedoelt. Trouwens veel van die grote namen moeten zich rechthouden met prestaties van 10 of 20 jaar terug. Op die tijd is de rassigheid soms ver te zoeken." Neem nu de Châteauroux, een 100% Janssen, van het zuiverste water. Dat gaat eigenlijk aan Jan Grondelaers voorbij. Pedigrees en namen kunnen hem gestolen worden. Enkel de goede duif interesseert hem, die heeft per definitie de juiste afstamming. Deze super met zijn 3 eerste prijzen vanuit Châteauroux, 2 maal asduif van België op de halve fond is een steengoede: dat alleen telt. Dit is het 'ras' dat je moet zien op het hok te krijgen, met of zonder papieren, met of zonder grote naam. En daarna terug dezelfde duiven kweken, met dezelfde kwaliteiten dat is de grote kunst.
In de soort blijven
We vroegen natuurlijk aan Grondelaers hoe hij het aan boord legde om 'in de soort te blijven' zoals dat heet. Lichte familieteelt is er in Opglabbeek af en toe bij, maar in de praktijk is Jan Grondelaers een pure kruiser. De beste duiven worden volgens Jan geboren uit kruisingen. Zelfs bij de gebroeders Janssen, over heel de wereld gedoodverfd als verwoede intelers, worden duiven bijeen gezet die zo weinig mogelijk familie zijn van elkaar. Bekijk maar eens de stamkaarten uit Arendonk: zelden komt binnen de eerste vier generaties eenzelfde duif tweemaal voor, en dat is toch het criterium voor (nauwe) inteelt. Volgens Grondelaers is in de soort blijven vooral een kwestie van oordeelkundig koppelen en rucksichtlos kappen. "Ik heb al bij meerdere zogenaamde kampioenen het einde voorspeld, enkele jaren voordat ze afgedaan hadden" vertelt Jan. "Ik kreeg eerste de oude duiven te zien, dan de jaarlingen en tenslotte enkele jongen. Ik zag ogenblikkelijk dat het vijf voor twaalf was. Als de jongen niet meer de kwaliteiten bezitten van de oudjes, dan is het afgelopen, zelfs op een superhok."
Hoe het dan wel moet? Het is een ontzettend grove fout, aldus de grootmeester, om te proberen allemaal duiven van hetzelfde type te kweken. Je ziet melkers die proberen om alle duiven van hetzelfde gabarit, dezelfde pluimage te kweken: fout. Als voorbeeld haalt Jan Grondelaers de Hofkensduiven aan: knokige duiven, eerder diep, niet eens zo zacht. "Ik heb steeds geprobeerd om daar gedurende generaties lang dezelfde duiven uit te kweken. Het is niet zo moeilijk om daar door compensatiekweek fijnere duiven uit te kweken, maar dan ga je van de lijn af volgens mij. Als ik er een kleinere duiver uit kweekte, dan werd die opnieuw gekoppeld aan een potige duivin. Een man die hard labeur moet doen, die heeft toch ook knoken aan zijn lijf, geen juffrouwenhandjes." Dat is dus het geheim: duiven trachten te kweken die in alles op hun illustere vaders of grootvaders gelijken, die dezelfde kwaliteiten hebben.
De goede duif herkennen
Jan beweert wel eens dat hij er ook niets van kent om een goede duif van een andere te onderscheiden. De praktijk wijst echter het tegengestelde uit. Maar ja, niemand zal van Grondelaers kunnen zeggen dat hij een stoefer is. Hij zal zich nooit opdringen als keurder, maar als hij zijn mond opendoet om zijn gedacht te zeggen, kan je maar beter luisteren. "Ooit" zo vertelt Jan "had ik eens een complete ronde jongen verkocht aan een buitenlander. Er was echter een pieperke bij dat mij reeds van in het nest bekoorde omwille van zijn uitstraling en zijn klasse. Toen de koper kwam opdagen stelde ik voor om het jong bij mij te laten in ruil voor een 2-jaarse volle zuster van de Goede Jaarling. Commercieel gezien deed de man een goede zaak natuurlijk en hij hapte dan ook toe. Ik was ook blij, want ik had goed gezien: de 'Freddy' werd inderdaad een super, zowel in de vlucht als in de kweek. Hij vloog o.a. een 1e Etampes van 1817 duiven en een 2e Orleans van 1588 duiven. Wat ik eraan gezien had? Ik kan dat niet onder woorden brengen, noem het maar feeling, een soort zesde zintuig. Iets in mij was ervan overtuigd dat dit een goede was. Misschien ben ik wel een beetje helderziende zonder het te weten..."
Met een beetje aandringen, gaat Jan toch in op enkele meer tastbare kenmerken van de goede duif:
Eigenlijk is er volgens Grondelaers maar één manier om te leren een duif te beoordelen op kwaliteit: herhaaldelijk minutenlang (of liever nog urenlang) enkele asduiven bestuderen. Een echte goede duif heeft immers alles. En als je niet zelf over een asduif beschikt, loop dan eens binnen bij een kampioen of op een totale verkoping.
Welke zijn dan die kwaliteiten die Jan zoekt:
- zoals reeds hoger gezegd moet een duif een karkas hebben: dikke armbeenderen en een lang kloek borstbeen. Een duif moet tenslotte hard werken en niet enkel paraderen als moeders mooiste.
- een duif moet reeds van in het nest intelligentie uitstralen, plus karakter, zelfvertrouwen, verbetenheid. Wie dat niet zelf ziet, ja daaraan kun je het ook zo lastig uitleggen...
- een duif moet een vaste pluim hebben, voor mij moet dat geen zijde zijn
- een goede duif is natuurlijk een evenwichtige duif, die aangenaam in de hand ligt
- een duif moet over een goede ademhaling beschikken. Duiven met een jachtige adem, met een smalle borstkas die worden het nooit. Een super voel je niet ademen als je hem een tijdje vast hebt.
- een duif moet de geschikte spieren hebben, soepel en mals, liefst met wat vibratie in als je ze enkele minuten in de hand hebt. Hier moet je nochtans opletten, want de kwaliteit van de spieren verandert mee met de conditie. De Fabiola van Carlens/Pros Roosen werd ooit door een beroemd spiernekenner geklasseerd als 'halve fondduif', zodus...
- een duif moet zeker een goede vleugel hebben
De fiets van Eddy
"Indien Merckx met mijn fiets had moeten rijden, dan had hij nooit de Tour gewonnen" gekscheert Jan. De vergelijking slaat op de duif en haar vleugel. "Becker betokkelt een dozijn rackets alvorens er een te kiezen, Bubka manipuleert eerst een tiental stokken vooraleer hij er een kiest om de sprong naar het wereldrecord te doen, Merckx sleutelde voortdurend aan zijn eigen op maat gemaakte fiets, en de onwetenden dan maar beweren dat een duif met eender welke vleugel kan prijs vliegen! Dit kan toch niet, er moet toch op elke superduif een optimale vleugel staan." Uitleggen hoe die vleugel er dan wel moet uitzien is voor Jan veel moeilijker. Ik vrees dat het weer een kwestie van aanvoelen is. Dit heb ik er toch van begrepen: je hebt Vanderschelden niet nodig om een Grondelaersvleugel te beschrijven. Het is geen kwestie van centimeters, maar van kwaliteit. Ventilatie van de laatste vier pennen en een verspringing volgens het boekje ziet Jan natuurlijk ook graag. Het voornaamste is echter een hermetisch gesloten slagvlak van de zes eerste pennen: die moeten goed aansluiten en stevig onderbouwd zijn door een rijke onderbevedering. Als een dergelijke vleugel dan nog dik is en kort aangebonden staat bij het lijf, ja dan benader je de fiets van Eddy Merckx. Jan zit nooit verlegen om een vergelijking en gaat verder: "Heb je al eens een zwemmer gezien die zwemt met zijn vingers open, of een roeier die gaten boort in zijn roeispanen om snel vooruit te komen? Bij de duif, die ook een roeier is, is het eender. De vleugel moet zoveel mogelijk lucht verplaatsen met de zes eerste pennen: daar mogen geen spleten tussen zijn."
Wie is de kweker?
De kwaliteit in de hand volstaat natuurlijk niet om van een duif een kweker te maken. Kwekers kan niemand er op het zicht uithalen, ook Jan Grondelaers niet. Kwekers moet je ontdekken door hun nakomelingen te proberen. Daarom wordt er ten huize Grondelaers uit principe uit alle vliegers gekweekt en worden de jongen ervan grondig gekeurd en getest. Een goede kweker is meer waard dan een goede vlieger, dus verhuist een bewezen kweker dan ook snel naar de volière, ongeacht zijn leeftijd of zijn waarde op het vlieghok. Wie zo niet handelt blijft geen kampioen. "Er bestaan echter zo weinig kweekkoppels" aldus Jan. "Ik bedoel koppels die kampioenen geven aan de lopende band. Meestal is er een uitschieter, een Orleans, een Goede Jaarling, een Bourges, een Stuka... maar dan blijf je jaren wachten op een even goede uit datzelfde koppel en die komt meestal nooit. Binnen de familie wordt ooit wel eens weer een super gekweekt, maar dat verhaal van een kweekkoppel dat allemaal cracken geeft, vergeet dat maar."
Kweekforme...
Er wordt vaak over forme gesproken en geschreven, maar dan denkt men in de eerste plaats aan wedstrijdforme. Volgens Jan bestaat er echter ook kweekforme. Gezonde duiven leveren meestal gezonde jongen, dat is natuurlijk het minimum. Maar kwekers in forme die leveren supermateriaal: het metabolisme van die duiven is optimaal, de kwaliteit van ei- en zaadcel is hoogwaardig, de voedingssubstanties in het ei en de kropmelk zijn van de beste kwaliteit, de broedzorg en de voederzorg is hoog: kortom, piepers die in dergelijk omstandigheden geboren worden, die hebben hun levenlang een stap voor. De hersenen zijn wellicht beter ontwikkeld, ze zijn robuuster want ze hebben geen mineralen of vitaminen ontbeerd, hun darmflora is gezond. Ga het maar eens na op bekende en minder bekende kampioenenhokken: het ene jaar is het andere niet, soms lijkt het wel of de ene keer de goede fee er zich mee bemoeid heeft en één of twee ronden later of het jaar erop worden schijnbaar enkel tweedeklassers gekweekt. Die goede fee heet kweekforme.
Kwekers moet luchtig zitten en kunnen baden en vliegen (lees: in een ruime ren). Wie dat veronachtzaamt, die zal snel uitgekweekt zijn. Voor de rest wordt er bij Grondelaers aan de kwekers niet veel gepruld. Mineralen en vitaminen moeten ze sowieso krijgen. Voeding krijgen ze 3 maal per dag: twee derden kweek en 1 derde Luikse mengeling à volonté. Wie krenterig voedert bij de kwekers, teelt armzalige piepers. De piepers liggen ook altijd proper: dagelijks worden de bakken gepoetst en zonodig worden erg bevuilde matjes geruild voor een nieuw bedje.
Voor de kweek proberen ze in Opglabbeek zoveel mogelijk de natuur te volgen. Een superduiver wordt wel eens omgepaard met een uitgeruste duivin na een week broeden, maar echte kunstgrepen in het kweekproces zoals 'hengsten' is er bij Grondelaers niet bij.
Toch worden de kwekers ook niet echt ontzien: zes ronden na elkaar kweken, zonder rusten of rotbroeden moeten ze volgens onze zegsman kunnen. In volle zomer gaan ze even los en worden dan voor de zevende ronde gelijk gekoppeld met de weduwnaars na het seizoen. De jongen worden echter grootgebracht door de bakmannen en de kwekers gaan vanaf dat ogenblik op rust in voorbereiding op de winterkweek.
Zo de ouden zongen...
Wat denkt Grondelaers over de boutade dat jaarlingen beter kweken dan oude peekes? "Als ik ergens mag kiezen tussen een stralende jaarling of een bewezen kweker van 10 jaar, geef mij dan maar het oud peeke", weet Grondelaers. "Jeugd alleen volstaat niet om goede kwekers te maken. Wellicht is de uitspraak dat je uit jaarduiven moet kweken te begrijpen in functie van wat zopas gezegd is over kweekforme. Bij jongere duiven zal inderdaad de kwaliteit van de eierdooier en de kropmelk misschien beter zijn. Meer zou ik er echter niet achter zoeken. Ik heb al te veel goede gekweekt uit zogenaamde oudere kwekers om ongenuanceerd te bevestigen dat je het best kweekt uit jaarlingen. Uit alle jaarlingen kweken, dat wel, al was het maar om later over goede oude kwekers te beschikken...". Zo kocht Jan destijds voor veel geld het kweekkoppel van Hofkens "Eenoger x Van den Boschduivin" in de herfst van hun carrière. Ze kweekten samen nog slechts een viertal jongen bij Grondelaers, maar er was wel een superieure duif bij...
Geef hem drie jaar...
Het woord van Piet de Weerd is zowat het evangelie van de duivenmelkers. Het is dan ook niet onbelangrijk te weten hoe die tegen een kampioen als Jan Grondelaers aankijkt. "Jan Grondelaers heeft een haast onfeilbare feeling voor de kweek en voor het samenzetten van kweekkoppels," oordeelt Piet de Weerd. Een dergelijke kampioen gaat nooit van de kaart volgens P.d.W. "Neem hem al zijn duiven af en geef hem drie jaar: dan staat hij ontegensprekelijk terug aan de top." We nemen graag het compliment van deze doorwinterde duivenkenner over. Het is waarachtig de beste samenvatting die je kan maken van het vakmanschap dat Grondelaers gedurende 40 jaar ten toon gespreid heeft.
HET SYSTEEM GRONDELAERS
Het is ondertussen een dooddoener geworden dat voor Jan Grondelaers "alleen de goede duif telt". Spijtig genoeg zijn er zo weinig die dat geloven. Jan Grondelaers beweert bij hoog en bij laag dat goede duiven zelden ziek worden ... en dat zieke duiven zelden goede worden. Uitzonderingen zijn er altijd. Maar het is niet met poederkes, pilletjes, spuitjes of druppeltjes dat van een tweedeklasser een goede gemaakt wordt. Veel te veel mensen zoeken naar middeltjes in plaats van naar de goede duiven.
Dat anderzijds de goede duif alleen niet volstaat, bewijzen talrijke kapitaalkrachtige liefhebbers die massaal investeren en toch nooit tot die superuitslagen komen. Er komt dus blijkbaar toch nog wat feeling en vakmanschap bij te pas om die goede duiven in verhouding te laten presteren.
Het geloof van Jan in de goede duif belet niet dat hij - bijna als een wetenschapper - alle geheimen uit de duivensport kent en op hun waarde heeft getest. Middeltjes, kruiden, poedertjes maar ook allerlei truukjes om zogezegd de goede kwekers te herkennen: een pluimpje zo, een beetje wit daar, wat meer zwart ginder, een streepje hier en een vlekje daar. Telkens kan bewezen worden dat het zonder ook kan ... dus waarom je zorgen maken en investeren in die 'gevaarlijke' theorieën. Wie selekteert op uiterlijke kenmerken, die zit op de kortste keren met een hok vol krawaten. Zo denkt Grondelaers erover. Kweken doe je uit vooruitvliegers, uit cracks, uit asduiven. Al de rest is larie. Er gebeuren zelden mirakelen in de kweek. Op het kweekhok van Grondelaers zijn 40 bakken ... er huizen slechts 20 tot 22 koppel. "Meer goeie heb ik niet" zegt Jan, "zo simpel ligt dat."
"Ik heb jaren forme-pilletjes van Fabry gegeven aan de duiven die ik inkorfde," vertelt Jan Grondelaers. "Ik was overtuigd dat dat in grote mate bijdroeg tot mijn sukses. Tot op een dag dat een bezoeker per se mee wilde naar het inkorflokaal. Ik wilde mijn geheim niet prijsgeven en dus werden de duiven ingekorfd zonder formepil. De zondag vlogen mijn duiven even goed, zo al niet beter dan gewoonlijk. Sedertdien is het gedaan met formepillen..."
"In 1962 heb ik zelfs eens een huiszoeking gekregen op zoek naar drugs," vertelt Jan. Nu nog moet hij er hard om lachen. Alles werd meegenomen, elk flesje, elk pilletje dat ze in huis vonden. Natuurlijk heeft hij er nooit nog iets van gehoord. De speurders zullen niet fier geweest zijn met hun vangst van Tricoxine, formepilletjes van Fabry, druivensuiker en Aviol...
Wat Jan reeds jaren kent is het vrijhouden van de duiven van trichomonas. Nu is dat gemeengoed geworden, maar Jan is sinds tientallen jaren een regelmatig gebruiker van Emtryl, dat hij persoonlijk verkiest boven Ridzol.
Wekelijks worden vitaminen gegeven, meestal bruistabletten Supradyn die in Nederland gehaald worden. In de rui wordt nogal wat Aviol gegeven.
Voor de rest worden niet zoveel toegiften gegeven: een goed gevarieerde mengeling moet feitelijk volstaan om de duiven op peil te houden. Na de vlucht krijgen ze van Jan wat kempzaad en enkele korrels mais. Daarmee knappen ze volgens Jan Grondelaers snel op. 's Avonds krijgen ze dan een lichte voeding. Kleinzaad wordt voor de rest niet zoveel gegeven, behalve op het einde van het seizoen, dan wordt nogal eens wat Tovo gegeven.
Belangrijk aan het systeem Grondelaers is het kweken uit alle duiven. Een duif waaruit men geen jongen wil houden moet ook niet op het hok zitten, vindt Jan. Het is de kortste weg om kwekers te ontdekken bij de vliegers. Niemand kan immers op voorhand zeggen waaruit de goede gaan komen. Ook met de vliegers wordt aan winterkweek gedaan. Een beproefd middel om te voorkomen dat ze in de winter te zeer aanvetten. Wie nooit kweekt uit zijn vliegers krijgt vroeg of laat donsproblemen, meent Jan.
Ook aan het hok is Jan meer en meer belang gaan hechten met de jaren: niet voor het comfort van de duiven, maar wel dat van de melker. Als je veel duiven hebt dan moet je zoeken naar efficiëntie, werk vermijden. Zo zaten de duivinnen bij Jan reeds jaren geleden op roosters, in hokken waar je van buitenaf kon voederen en water geven. Ook op dat vlak was Grondelaers zijn tijd vooruit.
Er wordt vaker gezegd dat je veel moet lezen om kampioen te worden: Jan Grondelaers moet nog altijd zijn eerste duivenboek lezen. Zou er dan toch niet veel waarheid geschreven worden?
Gedurende zijn lange carrière heeft Jan zowat van alle lossingsplaatsen een provinciale wedstrijd gewonnen. Alleen vanuit Barcelona is hem dat nooit gelukt. Hij heeft het dan ook niet fanatiek geprobeerd. Jan heeft altijd een voorliefde gehad voor de halve fond. Wat niet wegneemt dat hij in alle disciplines heeft uitgeblonken. Maar op de halve fond smaakt een overwinnig het zoetst: je hebt grote getallen duiven, je bent weg van de kerktoren en er is het meeste geld te verdienen. Dat laatste vindt Jan Grondelaers een serieus argument. "Een fondspeler kan kampioen van België worden en er geld bij toesteken", lacht Jan, "op de halve fond kan zoiets niet." Het heeft ook veel met temperament te maken. Jan heeft graag dat een wedstrijd snel voorbij is. Uren - of soms dagen - in de lucht kijken is feitelijk nooit iets voor hem geweest.
Belangrijk bij het hele wedstrijdgebeuren is volgens Jan natuurlijk de motivatie. Beter dan wie ook kon Jan de duiven scherp zetten voor een snelheids- of halve fondvlucht. "Je moet niet elke week met hetzelfde spelletje komen aandraven," beweert Jan, "want dat zijn slimme duiven op de kortste keren moe. Zo durf ik bijvoorbeeld ter afwisseling ook eens 's nachts de duivinnen geven, in het pikdonker, en ze dan vóór dag en dauw weer verwijderen. Je maakt er de weduwnaars gek mee. Ook weer niet elke week doen natuurlijk. Andere variaties, die kent ondertussen iedereen."
Zijn laatste geheime troef tot sukses in de duivensport wil Jan Grondelaers nog wel kwijt: een begrijpende echtgenote die af en toe ook een handje toesteekt. Dat houdt de melker in de juiste gemoedstemming. En dan kan het met de duiven ook niet verkeerd gaan. Op dat vlak heeft Jan Grondelaers natuurlijk een lot uit de duizend getroffen met zijn Catho (beter gekend als Toke). Tot op vandaag verzorgt ze nog trouw 2 tot 3 keer per dag alle kwekers. Er zijn er die minder geluk hebben, ook op dat vlak.
DE SUPERCRACKS
Jan heeft in zijn leven cracks gekweekt aan de lopende band. Zo lijkt het althans. Nochtans heeft Jan hierover een uitgesproken mening. "Ik heb nog nooit koppels gekend die allemaal cracks geven," aldus Jan, "meestal blijft het bij die éne super en dan voor de rest wel goede duiven, extra duiven soms, maar nog een crack? zelden of nooit. De nieuwe crack wordt dan plots geboren, soms twee generaties verder uit een dochter van de crack, uit een zuster van de crack, enz." Nochtans is Jan er geen voorstander van om een bewezen kweekkoppel uit elkaar te trekken. Je kan er immers zoals gezegd super kweekmateriaal in ontdekken.
We gingen in de archieven zoeken naar de uitblinkers die als een rode draad door de carrière van Jan Grondelaers gaan.
Natuurlijk zullen we niet alle 'goede' duiven kunnen opsommen, want dat zijn er echt teveel. Ze beperken ons tot die duiven die echt ongewoon goed zijn, zeg maar zoals enkel Jan Grondelaers ze aan de lopende band kon kweken.
Ook de supestar van de laatste jaren, namelijk 'De Moreno' (of: Het Vliegmachien) met ring 5136036-85 is hier niet opgenomen, om de eenvoudige reden dat hij voluit beschreven staat in de verkooplijst onder koop 20.
En nu terug naar de eerste glorieperiode:
((( indien houdbaar: 1 pag per duif met stamboom en foto)))
De Châteauroux 6107809-66
Verkregen uit samenkweek met Eugène Mijlemans van Heist-op-de Berg. Een 100% Janssen en kleinzoon van de beroemde Blauwe '48.
Hij heeft vier jaar tereke als een kampioen gevlogen en werd 2 jaar na elkaar 6e asduif van België. Hij ging naar Brussel om on land te vertegenwoordigen op de Olympiade in de Sportklasse.
Zijn naam kreeg hij door het winnen van de 1e semi-nationaal Châteauroux in 1968, nadat hij reeds tweemaal een overwinning behaalde vanop dezelfde lossingsplaats!
De Châteauroux had een eigenzinnig karakter: als hij in de week niet wilde trainen was het de zondag elke keer in de roos. Leg het maar eens uit.
De 398 of de Grote Blauwe, 5125398-68 ((((( opnemen bij Chateauroux))))
Zoon uit de zus Châteauroux
Chimay 1 250 d.
Corbeil 1 1190 d.
Orleans 1 1200 d.
Vloog 23 prijzen per 10 boven Parijs.
De Jonge Ijzeren, 5208063-76
Komt uit de Ijzeren, die zelf een zoon was van de Dax met een zuster van de Châteauroux.
De Jonge Ijzeren vliegt 2 maal de eerste provinciaal.
Orleans prov. 1 1223 d.
Argenton prov. 1
De Bourges 5211298-73
Komt uit een zoon van de Châteauroux met een dochter van de Eenoger.
Hij wint een 1e uit Corbeil en de 1e prov. en 2e Nat. Bourges 1975 teven 15.000 duiven.
Werd 1e asduif BDS 1975
De Orleans I 5140730-73
Compiegne 1 600 d.
Dourdan prov. 1 1496 d.
Orleans prov. 1 3993 d.
Toury prov. 1 1376 d.
Orleans prov. 1 3744 d.
St.-Denis 2 1500 d. (of is dat reeds geen knalprestatie meer?)
werd 2e asduif HaFo BDS in 1974 en 3e asduif HaFo BDS in 1975.
De Orleans I wer voor een slordige 280.000 (in 1977!) verkocht aan vriend Peter Trost.
De Orleans II 5254072-75
De Orleans I was nog maar net verkocht of het seizoen erop zorgde zijn eigen broer voor een klinkende overwinning uit Orleans tegen 4641 duiven. Provinciaal voorzitter Lenaerts was ter plekke om naar de duiven te letten, zodat de controle meteen uitgevoerd was. De Orleans II zat 3 minuten vooruit en was de snelste van het hele lot van 20.800 duiven.
De Orleans II vliegt verder nog 1e La Ferté, 1e Silenrieux, maar ook
Melun ML 18 1453 d.
Orleans ML 3 1192 d.
Montargis ML 3 1588 d.
Bourges prov. 11 1100 d.
Orleans prov. 12 4657 d.
en zoals vermeld
Orleans prov. 1 4641 d.
De Geschifte 5254064-75
Een zuivere Hofkens, uit de Witpen Paenen x een dochter van het superkoppel Driebander x Theeuwesduivin. M.a.w. is hij een volle broer van de wereldberoemde 'Geschifte' van Hofkens.
Werd door Jan Grondelaers als papjong meegenomen uit Merksplas.
Hij vliegt o.a. zonder dubbelingen:
Melun ML 16 1549 d.
Orleans ML 2 1061 d.
Salbris prov. 36 2964 d.
Corbeil ML 9 1926 d.
Orleans prov. 16 1409 d.
Montargis ML 20 1785 d.
Orleans prov. 6 4614 d.
Montargis ML 3 1588 d.
Orleans prov 4 938 d.
Wordt hiermee 1e asduif BDS 1977 en 3e asduif BDS 1978.
De Geschifte is grootvader van de 1e nat. Bourges.
De Goede Jaarling, blauwe duiver 5286418-76
Wellicht de beste die Jan ooit gehad heeft.
Corbeil ML 1 2970d.
Orleans ML 1 938d.
Melun ML 1 2178d.
Orleans prov. 4 4296d. (op hok gevonden)
Orleans prov. 1 1409d.
Orleans prov. 7 4657d.
Orleans prov. 1 1868d.
Orleans prov. 4 4614d. (1e verloren door verschrikken)
Salbris prov. 11 2240d.
Orleans prov 18 2569d.
de Freddy 5187429-79
Chimay 1 391
Etampes ML 1 1817
Orleans ML 2 1588
Melun ML 3 2178
Montargis ML 6 1806
Orleans ML 3 1180
Orleans prov. 3 2384
Melun ML 6 1856
Orleans prov. 2 1931
De Stuka 5185502-79
Wint 13 maal de eerste prijs. Een geweldige spurter.
Is een zoon van de Prins Van Reet, die 32 1e prijzen haalde op de vitesse. Zijn moeder is een kruising Hofkens-Janssen (via Raoul Verstraete)
De Lange 5023879-82
Een zoon van de Goede Jaarling. Vliegt onder meer de 1e prov. Bourges en de 2e nationaal tegen 10.000 duiven.
De Lange vliegt ook nog
Meaux 1 631 d.
Toury prov. 2 1884 d. na hokgenoot
Montargis ML 7 1135
Melun ML 9 1772 d.
Orleans prov. 40 5657 d.
Montargis ML 5 1018 d.
Orleans prov. 13 5966 d.
Wordt in 1987 1e asduif BDS, 1e asduif Ave Regina en 1e asduif O.VL.Duivensalon.
De 1e nationale Bourges 5131094-84
Vliegt reeds als jonge duif
Orleans prov. 11 9406 jo.
Als jaarling is het meteen bingo:
Bourges nat. 1 10410 d.
Ging daarna verloren op het veld van eer... omdat hij nog één kopprijs moest winnen om asduif te worden.
Zijn broers en zussen zijn echter superverervers en niet alleen bij Grondelaers.
STAMOVERZICHT
In het onderstaand schema zijn de kweekmethodes van Jan Grondelaers in de praktijk gebracht. De stamboom is natuurlijk herleid tot de belangrijkse duiven. Ondanks de onvolledigheid geeft het een goed beeld van de samenhang van alle cracks in één stam. De bijdrage van Kellens, Hofkens en Janssen is er ook zeer duidelijk uit af te lezen.
JANSSEN
Blauwe 48 HOFKENS
KELLENS de Eénoger
& 6101994-58 & 6594934-55 x Lange Steyfkens St.-Vincent 6353631-56
5018241-57 5120155-59
KELLENS Châteauroux Zus Châteauroux Zoon Bange van 61
Witveer 6107809-66 5131385-66 Stammoeder Stoces Kleine Limoges
5013679-56 51148881-61 5126996-61 Bourges Hofkens Driebander Theeuwesduivin
Late van 70 6151604-64 6151613-64 6158401-66
Dax 5240861-70 5022297-69 Schone Bourgeske Gestuikte
50033035-64 5074038-69 5078359-67 5111338-65 5022075-69
de Bourges Blauwe & Blauwe %
5211298-73 Gebroken vleugel Het Wit 6320035-69 6093477-67
5118922-74 5118801-74 Orleans I Orleans II broer Orleans
5140730-73 5254072-75 5175921-75 de Geschifte
1e prov.Bourges de Ijzeren 5254064-75
5260814-74 5127520-71 Goede Jaarling Zus G.Jl. Zus G.Jl. Broer G.Jl. Dochter Laat Blauw
5286418-76 5286421-76 5341130-81 5161082-78 5208084-76 5306667-83 Blauwe %
de Witte de Jonge Ijzeren 5141564-83
5175964-75 5208063-76 Lange Merckxduivin Carlo de Freddy
1e prov. Orleans 5023879-82 5078226-80 5172396-86 5187429-79 1e nat. Bourges
1e prov. Argenton 2e Nat.Bourges 1eprov.Argenton 5131094-84
Moreno
Superkweker 5136036-85
5132917-84
1e prov.Limoges
5172311-86
DE EEUWIGE KAMPIOEN
Voor Jan Grondelaers stond goed spelen steeds als synoniem voor het behalen van titels: kampioenschappen en asduiven. Een goede duif volgens Jan is een asduif en niet een duif met ups en downs. Het hele verhaal van Jan Grondelaers is dan ook samen te vatten in een reeks klinkende asduiftitels op nationaal vlak:
Nationale asduiftitels
1959 2e nat. asduif KBDB (Goede Witveer)
1960 1e nat. asduif KBDB
1961 2e nat. asduif KBDB (Kleine Blauwe 5101566-59)
1962 1e nat. asduif KBDB (Grote Blauwe)
1965 3e nat. asduif KBDB
1972 1e nat. asduif KBDB
1974 2e nat. asduif BDS hafo (Orleans I)
1975 1e nat. asduif BDS hafo (de Bourges, Orleans I was 3de asduif)
1977 1e nat. asduif BDS (de Geschifte 5254064-75, gr.vader Bourges)
1978 3e nat. asduif KBDB (de Geschifte 5254064-75, gr.vader Bourges)
1980 6e nat. asduif BDS fond
1981 5e nat. asduif BDS snelheid
1982 3e nat. asduif BDS snelheid
1985 2e nat. asduif BDS jaard.
1987 2e nat. asduif hafo
1987 1e nat. asduif BDS hafo (de Lange)
1988 1e nat. asduif BDS
Kampioenschappen
Alle kampioenschappen opsommen die Grondelaers en Zoon de laatste 20 jaar in de wacht sleepten, zou ons echt te ver voeren. Toch enkele opmerkelijke prestaties:
Reeds vier maal werden Grondelaers en Zoon Algemeen Kampioen in de competite van de Reisduif.
In de lastige BDS-competitie behaalde Jan Grondelaers sedert 1972 tien keer de titel van Algemeen Kampioen Vlaams Landsgedeelte, waarvan 5 keer de Algemene Nationale titel beide landsgedeelten.
In 1989 behaalden Grondelaers en Zoon de Gouden Duif
Nog in 1989 winnen ze de Auto in de LDS-2000 competitie
Drie maal werden ze Algemeen Kampioen Oostvlaams Duivensalon
Drie maal vertegenwoordigde Jan Grondelaers ons land op een Olympiade in de Sportklasse:
. 1961 Essen
. 1971 Brussel
. 1973 Dusseldorf
RESULTATEN OP TAFEL
In de duivensport is er maar één taal die de waarheid spreekt: de taal der cijfers. Grondelaers kan blijven uitpakken met schitterende resultaten. Het aantal kleine en grote overwinningen sinds het begin van zijn roemrijke carrière zal wel de 1000 naderen, schatten we. Voor de laatste jaren ziet het bilan van de overwinningen er als volgt uit:
1985 18 x eerste prijs
1986 15 x eerste prijs
1987 17 x eerste prijs
1988 16 x eerste prijs
1989 22 x eerste prijs
1990 19 x eerste prijs
1991 8 x eerste prijs
1992 8 x eerste prijs
1993 16 x eerste prijs
We gingen ook eens grasduiven in de prijzentrommel van de laatste jaren:
1989
Chimay 267d. 2,3,4,5,9,11,12,... 19/41
Mettet 104d. 2,3,5,6,10,... 10/11
Mettet 512d. 1,3,5,7,9,16,... 11/20
Meaux 445d. 3,5,10,13,14,15,... 16/26
Chimay 152d. 1,2,3,4,9,... 6/14
Chimay 153d. 1,3,10,13,14,... 10/11
Melun 751d. 1,4,8,9,14,... 9/14
Chimay 490d. 1,10,24,... 10/20
Orleans 2222d. 1,3,4,7,8,9,14,15,... 21/30
Chimay 106d. 1,5,7,8,9,11,... 10/16
Orleans 2025d. 1,16,21,...12/26
Soissons 219d. 1,33,36,... 4/8
Crépy 192d. 1,2,3,4,40 5/5
Crépy 255d. 1,2,4,6,13,... 8/16
Chimay 402d. 1,26,... 7/24
Chimay 232d. 1,2,3,5,6,8,... 10/14
Cahors 738d. 5,185 2/3
Chimay 805d. 1,3,6,8,11,17,22,... 37/67
Argenton 1603d. 1,78,... 3/6
Limoges 837d. 1,188 2/4
Melun 455d. 1,14,26,... 6/6
Chimay 160d. 1,2,5,7,8 5/6
Chimay 187d. 1,2,17 3/4
Chimay 105d. 1,10,21,... 5/8
Chimay 166d. 1,2,4,6,10,12,... 14/26
1990
Chimay 181d. 1,2,23 3/5
Chimay 511d. 1,2,8,12,18,28,... 15/25
Chimay 251d. 3,7,9,13,15,... 9/12
Chimay 142d. 2,4,11,14,... 7/14
Chimay 111d. 3,5,7,8 4/4
Orleans 2168d. 1,8,33,174,... 8/15
Chimay 421d. 1,36,45,83,... 8/16
Orleans 1982d. 2,3,6,27,28,... 14/27
Soissons 216d. 1,5,12,13,23,... 7/13
Chimay 221d. 1,42 3/3
Chimay 129d. 1,2,7 3/3
Bourges 91d. 1,8,11,... 7/15
Crépy 166d. 1,3,5,20,... 6/20
Crépy 293d. 1,18,28,... 4/16
Meaux 519d. 1,48,64 3/9
Chimay 135d. 1,4,5,6,9,11,... 10/14
Chimay 261d. 2,9,14,25,... 7/10
Vervins 241d. 1,18,24,... 7/10
Vervins 723d. 1,2,12,18,20,... 13/46
Montargis 589d. 4,25,55 3/4
Limoges 986d. 1,6,108 3/4
Chimay 215d. 2,7,8,9,10,... 12/14
Soissons 103d. 1,2,4,16 4/4
Chimay 325d. 1,13,... 3/4
Chimay 245d. 1,6 2/4
1991
Chimay 210d. 1,3,5,... 8/16
Mettet 205 1 1/3
Soissons 244d. 2,3,10,15,... 14/29
Meaux 596d. 2,3,4,10,20,... 18/29
Chimay 248d. 2,12,... 6/11
Chimay 583d. 2,6,9,22,... 12/22
Chimay 109d. 1,6,28 3/4
Chimay 181d. 2,5,9,18 4/6
Orleans 2342 1,3,6,21,40,... 17/22
Chimay 237d. 3,7,8,13,49,... 6/10
Vierzon 3767d. 21,44,105,... 13/17
Chimay 264d. 2,8,16,... 4/10
Crépy 119d. 1,8,13,30 4/4
Brive 162d. 1,6,9 4/8
Brive 2026d. 7,34,41 3/8
Orleans 1472d. 5,15,24,27,... 10/14
Meaux 734d. 3,4,17,... 6/11
Mettet 680d. 1,61,65,... 7/13
Bourges 111d. 1,2,3,4,21 5/8
Bourges 1335d. 16,23,40,... 5/8
1992
Mettet 220d. 2,3,4,5,7,11,12,19,20,... 18/26
Crépy 203d. 2,3,9,18,... 17/23
Chimay 493d. 2,4,8,13,20,24,... 13/17
Marne 853d. 2,4,8,23,24,... 13/25
Orleans 2096d. 19,24,27,29,... 12/18
Soissons 399d. 4,5,7,10,26,... 9/13
Chimay 191d. 3,4,5,10,15,... 13/35
Chimay 106d. 1,2,11,... 4/5
Mettet 107d. 3,5,9 3/4
Marne 599d. 6,9,13,... 5/10
Marne 1227d. 4,21,... 4/9
Chimay 303d. 2,3,5,7,14,... 10/22
Chimay 473d. 6,7,10,... 8/18
Châteauroux 1420d. 9,19,32 3/4
Sens 2230d. 2,28,... 4/9
Chimay 905d. 3,16,21,38,... 27/48
Chimay 703d. 2,10,13,18,... 20/36
Orleans 2030d. 7,... 4/5
Orleans 1161d. 11,13,... 4/7
Vervins 774d. 1,3,10,11,12,14,16,... 33/50
Crépy 459d. 1,2,5,6,12,13,14,18,... 27/49
Marne 2031d. 10,19,20,37,... 26/46
Limoges 1256d. 1,69 2/4
Tulle 122d. 3 1/1
Chimay 188d. 1,6,12,... 7/9
Vervins 178d. 1,2,26 3/5
Chimay 99d. 1,2,5,... 5/7
Mettet 117d. 2,3,18 3/3
Crépy 283d. 1,4,23,... 6/6
1993
Congelée 242d. 3,4 (2/3)
Chimay 213d. 2,22,31,35,... (6/13)
Crépy 169d. 1,3,6,8,10,... (11/24)
Chimay 174d. 2,5,6,... (7/11)
Chimay 244d. 1,3,4,... (4/6)
Orleans 2337d. 22,28,30,33,40,... (19/22 !)
Soissons 401d. 1,2,11,... (11/31)
Mettet 150d. 2,3,5,7,9,... (7/10)
Mettet 1004d. 1,3,14,18,32,... (20/51)
Vervins 175d. 1,6,... (4/8)
Vervins 694d. 1,22,23,24,25,... (13/37)
Soissons 641d. 1,3,9,22,24,... (13/30)
Crépy 138d. 1,3,6,12,...(4/8)
Crépy 539d. 1,2,3,4,22,38,... (14/35)
Marne 535d. 1,5,25,... (4/6)
Marne 2024d. 1,17,41,57,... (12/24)
Sens 5740d. 5,21 75,...(15/25)
Orleans 20.581d. 17,19,97,... (15/30)
Chimay 112d. 2,5 (2/6)
Bourges 9423d. 50,52,71,131,.. (13/25)
Argenton 4580d. 4,11,32,... (9/20)
Marne 287d. 1,10,13,14 (4/6)
Chimay 159d. 1,8 2/4
Chimay 362d. 1,9 2/4
Chimay 309d. 1,5 2/2
Chimay 107d. 1,4 2/4
ANDRE CARDEYNAELS: EEN WISSEL OP DE TOEKOMST
Duivenanalfabeet
In 1970 kwam André als volslagen duivenanalfabeet terecht bij de familie Grondelaers. Van die man was Jan tenminste zeker dat hij inderdaad kwam voor zijn dochter en niet voor zijn duiven. Maar ja, het onvermijdelijke gebeurde: stapje bij stapje ontdekte André dat het opwindend kan zijn om te zien hoe duiven op eigen krachten van 100 of 500 km terug naar hun hok keren. En dat de ene duif dit veel sneller doet en met meer overtuiging dan de andere. Hij was met andere woorden besmet geraakt...
Toen begon een langzame maar heerlijke opleidingsperiode bij de slimste professor van de Belgische duivenwereld. Een opleiding die trouwens nooit echt af geraakt, want elke dag nog verbaast Jan Grondelaers zijn schoonzoon met spitsvondige opmerkingen of suggesties. Wat moet het heerlijk zijn om aan die duivenschool te mogen studeren: met de grootmeester naast je een duif leren bekijken, leren voelen, leren aanvoelen, leren motiveren of opmonteren, leren observeren en gezond houden. Leren hoe je duiven kweekt die minstens even goed zijn als hun voorouders, en misschien nog beter. Het lijkt wel een sprookje.
De fakkel
Na twintig jaar te kunnen werken en leren naast Jan, mogen we wel stellen dat André iets van het duivenspel begint af te weten. Het is dan ook de bedoeling van Jan om stilaan definitief uit de duivensport te stappen en de fakkel volledig over te geven aan zijn schoonzoon. Het is uiteraard vandaag reeds André die al het zwaar werk - en werk is er genoeg met zo een grote kolonie - op zich neemt. Toke, de echtgenote van Jan verzorgt nog wel de kweekduiven. Meer en meer is het echter ook André die het volledige beleid bepaalt van de kolonie: wat blijft en wat eruit gaat, hoe er gekoppeld wordt, welke vluchten er gespeeld worden enz. "Ik kan het niet meer opbrengen, zegt Jan, de ambitie en de fut zijn eruit. Laat André nu maar bewijzen wat hij in zijn mars heeft. De basisduiven zijn er, hij heeft mij lang genoeg bezig gezien. Het zal wel lukken."
Nieuwe meesters,...
Nieuwe meesters, nieuwe wetten. Zo luidt het spreekwoord, zo gaat het ook bij de kolonie Grondelaers. André is een man van de efficiëntie, van het onmiddellijk resultaat. Zo wordt voortaan afgezien van deelname aan fondvluchten. Jan Grondelaers was al niet erg happig naar het zware werk, maar schoonzoon André heeft zo mogelijk nog minder geduld en zin om uren in de lucht te zitten kijken. "Voor mij moet dat vooruit gaan. Een snelheidwedstrijd of een halve fondvlucht, dat kun je vrij nauwkeurig inschatten. Als de duiven eenmaal beginnen te vallen is op enkele minuten de zaak geklonken. Zo heb ik het graag. Mij zie je geen uren of dagen ijsberen om de duiven van Barcelona te verwelkomen!."
Wat er ook minder en minder zal gebeuren is met de duiven spelen in functie van een of ander kampioenschap. Dat was een van de grote ambities van Jan, dat bepaalde het al of niet lukken van zijn seizoen. Ook dat bekijkt André anders: "Ik vind het verkeerd om op het einde van het seizoen nog een duif mee te geven die eigenlijk zou moeten rusten, enkel en alleen omdat je nog punten nodig hebt voor een titel. Misschien zal ik daar ook ooit in veranderen, maar zoals ik het nu bekijk wordt er elke week gespeeld volgens de mogelijkheden en de conditie van de duiven. Pa (lees: Jan Grondelaers) heeft toch ooit goede duiven verspeeld die nog één keer mee moesten om asduif te worden."
Geen slaaf
André is duidelijk niet van plan om slaaf te worden van de duiven. Nu er steeds meer werk en verantwoordelijkheid op zijn schouders komt te liggen, is hij trouwens van plan om de kolonie drastisch te verkleinen. "Nu ben ik de ganse dag in de weer voor die duiven. vertelt André. Ik kan dit via een stelsel van verlof zonder wedde, maar ik kan dit niet eeuwig blijven trekken. Over afzienbare tijd moet ik terug werken gaan. Dus op een bepaald moment ben ik wel verplicht om het met veel minder duiven te doen. Ik zou het willen herleiden tot zo een 30 weduwnaars. Daarmee kan je toch al vele kanten op als je enkel snelheid en halve fond speelt." Binnenkort willen Jan en André daar trouwens concreet aan beginnen door in de winter een lot duiven van de hand te doen. Maar daar zal U zeker nog wel van horen.
Continuïteit
Wie nu denkt dat Cardeynaels van plan is de kolonie Grondelaers te laten verkommeren of op een klein vuurtje te laten voortsudderen heeft het mis. André is net als zijn schoonvader gebeten door de winnaarsgedachte: enkel de beste zijn is goed genoeg. "Je mag echter nooit op je lauweren rusten, weet André. Als er iets is wat ik van pa geleerd heb dan is het wel dit. Goeie heb je nooit genoeg. Je moet steeds op de loer liggen om betere te hebben. En betere duiven verkrijg je door kruising. Inteelt is goed om kwaliteiten vast te leggen, niet om te verbeteren. En om te kruisen moet je - zeg maar om de vijf jaar ten langste - met sukses nieuw bloed kunnen inbrengen. Dat ben ik natuurlijk ook van plan. En niet zomaar iets inbrengen, maar wel een duif die de concurrentie overklast. Op die wijze heeft Jan het 40 jaar volgehouden, het zal dus wel een bewezen formule zijn meen ik." Natuurlijk zullen steeds de basislijnen aangehouden worden: 1e nationaal Bourges, Goede Jaarling, Orleanslijn, Stuka, Moreno en noem maar op. Het is trouwens steeds uit een basislijn dat er plots ergens op een onverwachte zijtak een crack verschijnt. Daarom is het belangrijk om lijnen te kweken, om in stamverband te blijven. Ook als daar het zo gegeerde "nieuw bloed" bijkomt.
Bewijzen op tafel.
Dat de continuïteit nu al verzekerd is bewijst André met de resultaten op tafel. De laatste vier jaar won hij evenveel provinciale wedstrijden en dat in de gekende overtuigende stijl van Jan Grondelaers zelf. Alles samen zijn nu toch wel een veertig provinciale palmen naar Opglabbeek gebracht. Het kan tellen. Voeg daarbij dat er driemaal 1 en 2 provinciaal werd gewonnen, en zelfs éénmaal de vier eerste provinciaal. "Provinciale overwinningen zijn de mooiste bewijzen dat het goed gaat. Een nationale overwinning is natuurlijk nog mooier - Grondelaers behaalde 3 nationale overwinningen en talrijke podiumplaatsen - maar nationaal moet werkelijk alles meezitten: de massa, de wind, het weer. Ik wil tekenen om elk jaar een provinciaal te winnen."
Op de vraag of hijzelf denkt het niveau van Jan Grondelaers te kunnen blijven handhaven, antwoordt André spontaan: "Geef toe, zoals pa zijn er in gans België geen twee. Dat vakmanschap, die feeling dat geef je zomaar niet door aan iemand anders. Ik denk wel dat ik van Jan enorm veel geleerd heb. Maar kom, als ik nu de helft presteer van wat Jan Grondelaers gekund heeft, dan is het toch nog schitterend, niet?"
Slimmer dan de rest
Het is alom geweten en aanvaard dat Jan Grondelaers altijd al iets 'slimmer' geweest is dan de rest. "Een sluwe vos" weet zijn schoonzoon. Altijd was Jan een voetje voor op de concurrenten. Nooit een grootspreker. In het stille weg probeerde hij nieuwe systemen en als het moest nieuwe 'middeltjes', even geruisloos ging hij links of rechts de beste duiven wegkopen voor iemand er erg in had, als hij ergens mocht kiezen was de man in kwestie voor jaren uitgeteld... "Vandaag de dag is dat niet meer zo gemakkelijk," meent André. "Iedereen is slim geworden, iedereen kan in kranten en boeken lezen over de verzorgingswijzen en spelsystemen van de kampioenen. Ook de goede duiven zijn veel meer verspreid dan vroeger. Via openbare verkopingen kan iedereen zich vandaag voorzien van de goede soort. En tenslotte is er de medische begeleiding die proporties aanneemt om van te duizelen. Ik twijfel er zelfs aan of de huidige trend wel zo goed is voor de duiven en voor de sport als dusdanig. Persoonlijk hel ik nog over naar het goede oude systeem van mijn schoonvader: rekenen op de goede duif en er zo weinig mogelijk aan prullen. Schrijf maar dat Grondelaers en Zoon voor één keer achter lopen op de rest. Zolang we ons kunnen handhaven zonder in de hormonendans mee te doen zullen we dat ook proberen."
Of het lukt ook, kan de lezer opmaken uit de uitlagen van de laatste jaren.
REFERENTIES BIJ DE VLEET
Beginnen op te sommen wie er in binnen- en buitenland goed speelt met duiven van Jan Gondelaers is een eindeloze zaak. Je kunt net zo goed beginnen te tellen wie er over gans de wereld allemaal duiven van Janssen Arendonk op zijn hok heeft. De vergelijking is trouwens niet eens zo slecht, want wat de Grondelaers met die Janssen gemeen hebben is dat ze zo verduiveld goed verder kweken. Niet zo vreemd als je ziet hoeveel Janssenbloed er bij Grondelaers in verweven zit.
We zullen ons dan ook beperken tot enkele kampioenen die met Grondelaersduiven de absolute top bereikt hebben. Op gevaar af onvolledig te zijn, noemen we in alfabetische volgorde
Heinrich Bayer (Grevenbroich), Henri Custers (Meeuwen), Bernd Haas (Holfeld), gebr. Herbots (Halle-Booienhoven), Peter Janssen (Kleve), Rudy und Agnes Köhne (Duitsland), Torben Mortensen (Denemarken), Felix Pauwels (Herne), Roger Persoons (Halen), Pros Roosen (Kermt), Jean Stevens (Ruisbroek), Georges Zurstrassen (Hulsberg),...
Heinrich Bayer uit Grevenbroich
Bayer wint dit jaar de 1e nationaal Angoulême tegen 21.111 duiven met een Grondelaersduif.
Rudi & Agnes Köhne winnen op dezelfde wedstrijd de 2e nationaal ... met een Grondelaersduif
Henri Custers uit Meeuwen
Ook nu Jan Grondelaers de actieve duivensport laat voor wat ze is, blijft hij trouw elke week bezoek krijgen van zijn vriend Henri Custers. Deze Custers heeft zinds 1980 de Grondelaersduiven massaal in huis gehaald en plukt daar uiteraard ruimschoots de vruchten van. Zo is bijvoorbeeld zijn Asduif, 5205727-89, een zuivere Grondelaers. Deze As werd 1e asduif provinciaal KBDB in 1992 en 5e nationale asduif KBDB. De As verenigt de lijnen Goede Jaarling, Oude Bourges en broer 1e nationaal Bourges.
Maar ook met een kleinzoon van de Châteauroux en een kleinzoon van de Dax is Henri bijzonder goed geslaagd, zowel in de wedstrijden als op de kweek.
Bernd Haas uit Holfeld
Deze kampioen wint in 1993 met Grondelaersduiven de 8 eerste prijzen tegen een lot van 8.000 duiven uit Sinsheim!
Uit Humburg wint hij tegen 1938 duiven 1, 3, 7, 11, 12, 13, 15,... (74% prijs)
Uit Metz wint hij tegen 5283 duiven 1, 6, 22, 30, 31, 33,... (63% prijs)
Nog eens uit Metz tegen 4409 duiven 1, 2, 3, 6, 12, 15, 17,... (70%)
Uit Sezunne tegen 1066 duiven 1, 2, 3, 4, 7, 15, 16, 17,... (75% prijs)
Uit Le Mans tegen 1581 duiven 1, 7, 8, 9, 13,... (72% prijs)
Niet te verwonderen dat de man met deze resultaten bij de Grondelaersduiven zweert.
Herbots gebroeders, Halle-Booienhoven.
Filip Herbots, die nochtans genoeg superrassen door zijn handen ziet passeren zweert vooral bij Grondelaers en Stoces voor de Halve Fond
In 1992 behaalde hij met een zuivere Grondelaers, namelijk de King, de 2e nationale Asduif KBDB Halve Fond en dit met een onwaarschijnlijk sterk palmares.
Zonder dubbelingen in 1992:
Momignies 17 589
Soissons 11 601
Soissons 4 dagen weggebleven
Pont-Ste-Maxence 16 361
Marne-la-vallée 1 358 4' los
Etampes 14 1451
Châteauroux 2 324 na hokgenoot
Argenton 2 2278
Toury 54 1126
Etampes 6 1078
Argenton 42 3330
Bourges 2 173
Etampes 1 235
Argenton 1 291
La Chatre 1 111
TOTAAL: 5296km prijs op 1 seizoen.
Vader van de King is een broer van de 1e nationaal Bourges.
In 1993 won een zuivere Grondelaers, namelijk de Musketier IV ring 2086938-91, voor Herbots de 1e nationaal uit Argenton. De Musketier stamt uit een zoon van de Goede Jaarling x een zuster van de 1e nationaal Bourges.
Peter Jansen uit Kleve
Peter Jansen ging in 1992 met drie duiven naar de Olympiade. Voert overwegend Grondelaersbloed.
Rudi Köhne uit Inden-Pier (D.)
Rudi wint in 1993 de 2e nationaal Angoulême. Heeft zoals bekend niets anders dan Grondelaersduiven.
Knallers van 1993:
Cambrai 1 4116 d.
Pont 1 3767 d.
Etampes 1 2171 d.
Tours 1 7473 d.
Etampes 1 2440 d.
Poitiers 1 5652 d. - 2e van 31.002 d.
Angoulême 1 15.206 d.
Angerville 1 6102 d.
Mons 1 3977 d.
Moet er nog zand zijn?
Rudi Köhne behaalde reeds 2 maal de Gouden Duif voor Duitsland.
Torben Mortensen (Denemarken)
Mortensen woont in Aarhus, aan de oostkust van Jutland. Sinds jaar en dag kent hij reeds de weg naar Opglabbeek waar hij steeds aan voortreffelijk kweekmateriaal kwam. Met die duiven werd hij onder andere in 1983 en in 1986 nationaal kampioen. De verbondstitels voor de fond en halve fond kan Mortensen ondertussen niet meer tellen.
Felix Pauwels uit Herne
Pauwels heeft naar eigen zeggen voor 80% Grondelaers en voor 20% rechtstreekse Janssenduiven. Twee soorten die wonderwel op elkaar pakken blijkbaar. Wanneer je weet hoeveel Janssenbloed er bij Grondelaers inzit, is dit trouwens niet echt te verwonderen.
Pauwels haalde niet minder dan 4 dochters uit de Chateauroux, 2 jongen uit de Orleans I en de nestzuster van de fameuze Geschifte. In combinatie met zijn eigen Janssen-duiven kweekte Felix Pauwels hieruit één van de snelste duivenfamilies van het land. Hoogtepunt was in elk geval de nationale asduif KBDB in 1982. In 1991 won hij met zijn snelle Grondelaersduiven het Belgisch Kampioenschap Snelheid.
Roger Persoons uit Halen
Roger is een van de Grondelaers-fans van het eerste uur. Zeg maar een echte vriend van Jan.
Met een kleinzoon van de Châteauroux behaalde Persoons zelf de 2e prijs tegen 17.000 duiven... vanuit Châteauroux, juist.
Uit een dochter van de Orleans I kweekte Roger zijn fenomeen, de Geschifte 5275807-83. De Geschifte was een weergaloze vlieger die eerst prijzen vloog met zijn ogen dicht. Op de kweek deed hij het even goed, want hij is ook de vader van de Viking 5273340-87. Deze vliegt op 2 seizoenen 10 eerste prijzen, waaronder een 1e Orleans van 2704 duiven en een 1e Bourges van 1007 duiven. De moeder van de Viking was een dochter van de Goede Jaarling. Het kan eigenlijk niet verkeerd gaan zo. De Viking werd in 1989 met glans nationale asduif Halve Fond met een nooit geziene coëfficient.
Pros Roosen uit Kermt
Pros Roosen is op sportvlak een rivaal, maar in het gewone leven een goede vriend van Jan Grondelaers. Pros heeft reeds sinds 1970 duiven van Grondelaers in zijn stam. De meest geslaagde inbreng was echter de kleindochter - ring 5289872-74 - van de Dax van Jan. Gekoppeld aan een duiver van Van Sweevelt gaf deze duivin immers de fameuze Lokeren, basisduif zonder weerga bij Pros Roosen. De hele wereld kent immers de Supercrack 327, de meest illustere zoon van de Lokeren. Zijn volledig palmares opsommen zou ons hier te ver brengen. Toch enkel toppers van de 5174327-78:
Montargis 1 1215 d.
Vierzon 2 2245 d.
Salbris prov. 2 2240 d.
Orleans 2 1223 d.
Orleans prov. 3 4954 d.
Melun 3 1848 d.
Orleans 4 467 d.
Vierzon 6 1698 d.
Orleans prov. 7 4859 d.
Montargis 9 1274 d.
Montargis 10 1806 d.
Ook in de nakweek kan de Lokeren tellen. We vinden hem herhaald terug in de stambomen van de Olympiadeduif 5328321-90 waarmee Pros ons land in 1993 vertegenwoordigde te Las Palmas in de sportklasse.
Ook in de pedigree van de 'Kleine Orleans', duif 5335977-90, die voor Pros de 1e Nationaal Bourges '93 wint tegen 10.688 duiven komt de Lokeren 3 maal voor.
Uit een kleindochter van de beroemde '398' van Grondelaers, wint Pros zijn 'Argenton', goed voor 7 zuivere eerste prijzen, waaronder 1e provinciaal Argenton.
Jean Stevens uit Ruisbroek
Stevens heeft ook al sinds jaren een massa rechtstreekse van Jan Grondelaers en steeds uit de supers. Hij durft hiermee herhaaldelijk een wedstrijd helemaal opdoeken op de halve fond. Zoals op die Dourdan waar hij tegen 334 duiven 1, 2, 3, 4, 5, 6, 11, 14,... speelt (met 13/18). Op een andere Dourdan van 224 duiven had hij 'slechts' de vier eerste. Maar ook als het zwaarder en verder wordt doen zijn Grondelaers het, zoals op die Limoges in 1990 waar hij het hele lot van 920 duiven achter zich speelde.
Peter Trost uit Aalen (D)
Peter kocht bij Jan altijd het beste van het beste. Spectaculair was natuurlijk de aankoop van de Orleans I in de Verkoping 1977 bij de verhuis van Jan Grondelaers. De Orleans kweekte formidabel voort. Met een dochter van de Goede Jaarling gaf hij in 1981 de Brave Blauwe D-0978-81-235. Deze supercrack vloog o.a.
Alzeg 1 1462 d.
Bingen 8 1321 d.
Grinstadt 1 2000 d.
Grut 1 960 d.
Luik 7 1350 d.
Grut 3 680 d.
De Panne 1 493 d.
Bingen 12 1131 d.
Zeg maar gerust echte Grondelaersstijl.
Vanuit Bingen speelde Peter Trost trouwens tegen 1928 d. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 12, 15,.... en dit met een niet onaardige inbreng van de duiven van vriend Jan.
Na zijn suksesrijke carrière verhuisde de Brave Blauwe naar ... Opglabbeek, en kreeg er de naam "Brave Peter"