Jan Ouwerkerk, Lekkerkerk (NL)
De Meester van de Inteelt
Het is een bekend gegeven dat zowel de Gebroeders Janssen als hun beste leerling Jos “Klak” zeer matige intelers waren: wel binnen de stam blijven maar liefst zo ver mogelijk verwijderd, de zware inteelt vermijdend. Jan Ouwerkerk zag dat anders en slaagde erin het intelen van zijn Janssenduiven tot de kunst te verheffen. Als we het hier over “Janssenduiven” hebben, kunnen we de indruk wekken dat Ouwerkerk er een hele collectie Janssenduiven op nahield. Niets van, hij had er maar een handvol. Correcter is dus te zeggen dat hij met verrassend weinig basisduiven de lijn van de 46 Verbart voor minstens een kwarteeuw met sportief succes vrij zuiver wist door te kweken.
Van Goes over Rotterdam naar Lekkerkerk
Jan Ouwerkerk werd geboren in 1939 in Goes (Zeeland) waar ook Piet Verbart woonde. Geboren met een duif in het hart kwam hij reeds als kind op de hokken van Verbart. Dat was natuurlijk lang voor de glorietijd van de 46. Jan verhuisde kort daarna met zijn ouders naar Rotterdam waar hij samen speelde met zijn vader. Later (1965) kwam hij met zijn jonge gezin naar Lekkerkerk en ging er op eigen naam spelen. Hij werd er meteen plaatselijk kampioen en zou dat onafgebroken blijven tot hij zijn focus verlegde naar het grotere spel in de Afdeling C. Ondertussen was ook Verbart uit Goes vertrokken en in Druten gaan wonen om er met de duiven te gaan spelen. De wegen van Verbart en Ouwerkerk waren dus gescheiden door al dat verhuizen en ze verloren elkaar uit het oog... tot Jan Ouwerkerk in de duivenbladen steeds maar weer de naam van Piet Verbart tegen kwam en dat steeds met krantentitels die bol stonden van de superlatieven. Verbart verbaasde immers week na week duivenminnend Nederland met het stuntwerk van zijn “Klak 46” en zijn kinderen, inzonderheid zijn zoon de 57. “Die man moet mij toch nog kennen” dacht Jan Ouwerkerk en hij trok zijn stoute schoenen aan en ging aankloppen in Druten of hij wat kon bekomen van die fameuze duiven. Dat was in 1973.
De enige echte 46
Verbart had zijn 46, voluit NL1384946-65, als eitje gehaald bij Jos Klak uit het beroemde koppel Vechter met Witpenneke. Dat was een superkoppel, maar zoals de 46 is er toch maar één uitgekomen. Het was nog een andere tijd en ook bijgehaalde duiven dienden om mee te vliegen dus ging ook de 46 de baan op. Een betere is er nooit geweest want hij vloog 15 (volgens sommige bronnen 16) eerste prijzen in groot verband, zeg maar tegen 15.000 duiven, tegen 6310, 6266, 6294, 6473, 5979, 5944, 4654, 4014 enz. duiven. En dan tellen we nog niet 2de tegen 6119 en 4de tegen 12013 duiven. Fenomenaal en nooit geëvenaard denken we. Anthony Bolton heeft hem nog op de gevoelige plaat vastgelegd toen hij al 18 lentes telde en bij Krouwel-Pollmann in de ren zat. De 46 zal wel alle nodige AA- en andere supergenen gehad hebben want hij kweekte zoals hij vloog. Zijn zoon de 57, met ring NL427657-68, was daar de illustratie van en vloog ook 8 eerste prijzen van hetzelfde kaliber. Zo hadden ze er zelfs in Arendonk geen zitten, denk ik dan. Maar nu terug naar Ouwerkerk...
Op naar Druten
Uiteraard kende Piet Verbart nog zijn vroegere buurjongen. Er werden oude en nieuwe verhalen opgedist en Jan Ouwerkerk keerde terug naar Lekkerkerk als trotse bezitter van een dochter uit de 57. “En kom in het laat maar terug voor een koppel eitjes,” gaf Verbart hem nog mee, “momenteel ligt er niets meer dat niet besproken is.” Jan Ouwerkerk keerde inderdaad terug naar Druten en kwam niet met één maar met twee koppel eieren terug... en niet zomaar eieren, maar eitjes van de 46 himself en nog eens twee van de 57. Beter kon hij ze niet krijgen uiteraard. Geven we terloops nog eens mee dat de 57 een zoon was uit de 46 maar met een dochter van de Meeuw van dr Linssen x een zus van de 46 (dus ook een Klak uit Vechter x Witpenneke). De 46 zat trouwens nog tegen diezelfde duivin in 73 en dus kreeg Jan Ouwerkerk naast twee kinderen van de 57 ineens ook een broer en een zus van de 57. In 1974 kocht Jan nog een tweejaarse zoon van de 46, ring 1338022-72, die de geschiedenis in ging als de Blauwe Zoon 46.
Ouwerkerk was overigens maar net op tijd bij Piet Verbart geweest, want nog in 1974 werden de 46 en de 57 voor een kapitaal aangekocht door Krouwel en Pollmann. Van daaruit zal de bloedlijn verder verspreid worden naar o.a. de Comb. den Haan, Eijerkamp via Bertie Camphuis, Campbell Strange (VS) enz.
(klik op de afbeelding voor een vergroting)
De genen vasthouden
Waren die duifjes van Verbart al stevig ingeteeld, Jan Ouwerkerk aarzelde niet om nog een stap verder te gaan. Om de bloedlijn vast te houden zette hij in 1981 bvb. zijn Kras Zoon 46, ring 764633-73 (broer van de 57) tegen de NL488433-73 zijnde de dochter van de 57. Hieruit kwamen o.a. 2 zonen de Geeloger en de 4000 (onthoud die namen!), waarmee Jan Ouwerkerk weer 10 jaar verder kon. Zelfs een korte blik op het schema van de Ouwerkerk-collectie leert ons dat Jan Ouwerkerk voortdurend de duiven van Verbart terug bijeen bracht: oom x nicht, neef x nicht en als het moest broer x zus... om toch maar die uitzonderlijke genen niet te verliezen. Zo zette Jan op een bepaald moment ook een zoon en een dochter van de Blauwe Zoon 46 tegen elkaar en kweekte er zijn 53-je van 80 uit dat op haar beurt weer een erg bruikbare stamduif werd.
En het moet gezegd: Jan Ouwerkerk had een overrompelend succes met zijn fel ingeteelde Verbarten want in de jaren 80 was hij in zijn Afdeling niet te kloppen. Van 1979 tot en met 1983 werd hij 5 jaar na elkaar Algemeen Kampioen in Afdeling C (toen nog 2600 leden, in een kampioenschap te vervliegen over 20 vluchten). Dit was nooit vertoond en niemand deed het hem ondertussen na. Daarna verlegde hij zijn mikpunt en in 1984 en 1985 werd hij Generaal Kampioen in de NABvP tegen zowat 20.000 leden.
Dat de soort van de 46 het vooruitvliegen niet verleerd had, bewezen ze bij Ouwerkerk door het winnen van bv.
- 1e Corbeil 4976 d.
- 1e Corbeil 6350 d.
- 1e St-Ghislain 3309 d.
- 1e Noyon 2332 d.
- 1e St Ghislain 2213 d.
- 1e Strombeek 2123 d.
- 1e St Quentin 2019 d.
- 1e St Ghislain 1981 d. etc.
Jan Ouwerkerk speelde ook wel steeds vaker de hele kop van de race weg zoals:
- 1, 2, 3, 8, 9 Strombeek van 1878 d.
- 1, 3, 6, 7, 8, 9 Compiegne 1945 d.
- 1, 3, 5, 9, 10 Noyon 2323 d.
- 1, 2 Corbeil 6358 d.
- 1, 2, 5, 6, 9, 10 Soissons 3112 d.
- 1, 2, 3, 4 Corbeil 905 d.
Hij hield er de bijnaam “De Stuntman van Lekkerkerk” aan over.
Naar de fond
Ook Piet de Weerd was een vurige bewonderaar van de fameuze 46. “Een van de beste die ik ooit in handen kreeg” zei hij ervan. Het was dan ook niet zo vreemd dat hij bij Jan Ouwerkerk het succesrijke nageslacht van de 46 eens ging bekijken. Uiteraard kon hij niets afdoen van de kwaliteit van die duiven en we weten bovendien dat Piet de Weerd ook een fan was van de “zuivere kweek” om de soort vast te houden. Maar Piet de Weerd verbaasde toch Jan Ouwerkerk toen hij bij het keuren van de duiven zei dat Jan er ook fond mee moest gaan spelen. “Die duiven kunnen gemakkelijk Bergerac en Saint-Vincent aan”, oordeelde hij. Dat viel niet in dovemansoren en in 1988 gaf Ouwerkerk een kleinzoon van de 46 mee naar Saint-Vincent: 7 nat. van 23412 duiven. Deze “Saint-Vincent” zou dit staaltje krachtpatserij nog con brio herhalen in 1989 en ‘90 met 20 en 84 nat. van 15305 en 19804 duiven, steeds van Saint-Vincent. PdW had het goed gezien. Of wellicht wist hij ook dat het Wonder van Bergen ook een kleinzoon was van de 46, en dat Wonder van Bergen vloog toch ook een 1 nat. Dax en 3 nat. Saint-Vincent.
Daarmee was bij Ouwerkerk de liefde voor de fond helemaal gewekt en hij richtte zich een klein zolderhok in voor enkele nestduiven voor de fond. Hij haalde er ook andere duiven bij o.a. de Dollesoort van Marijn van Geel.
Comeback
Nadat Jan en Annie Ouwerkerk zowat alles gewonnen hadden, trad er een periode van verzadiging in. Jan kon het minder opbrengen om zowat alles op te offeren voor die duiven en voor de kampioenentitels. De riem ging eraf en er kwam een iets rustiger periode. Maar helemaal weg was hij nooit. Toen Jan met pensioen ging, kwam het vuur terug, maar nu met een veel simpeler - zeg maar mindere fanatieke en minder veeleisende - aanpak van de sport. Het hoeft allemaal veel minder voor Jan, wat hem niet belette om in 2005 toch terug op het hoogste podium te staan als Nationaal Kampioen Eéndaagse fond.
Dit met o.a.
- 7e NPO Le Mans 15.848 d.
- 3e & 8e NPO Vierzon 11.229 d.
- 6e NPO Tours 8426 d.
- 13e NPO Châteauroux 7086 d. enz.
Dat alles in 2005. In 2006 wint hij 5 nat. Saint-Vincent 6506 d. in Sector 2 en 2 nat. Bordeaux 3527 d. in Afdeling 5.
En in 2011 kent hij weer een topjaar en wint o.a. 1e en 9e NPO Orleans in Afdeling 5 tegen 5462 d.
5e NPO Argenton 7598 d. in Afdeling 5
9e Nat. St-Vincent s2 tegen 5547 d.
Ze kunnen het dus nog steeds. “En nog steeds zit er in de meeste winnaars Verbart 46 in,” lacht Jan Ouwerkerk.
Bas en Gerard Verkerk
Het was in 1986 dat Gerard Verkerk met de kleine Bas (toen 9 jaar) bij Jan Ouwerkerk kwam. Ze namen er een zoon mee van de 4000, een broer van de Geeloger. Deze doffer, ring NL1113099-86 zit tot op vandaag diep verweven in de stam Verkerk. Hij was fel ingeteeld naar de 57 (en dus ook naar de 46) en op aanraden van Ouwerkerk werd de duif getest op de concoursen en meteen super bevonden. Hij werd asduif in de CC Leiden en staat op de stamkaarten als “De Midfond Kampioen CCL”. Daarvoor won hij o.a.
- 1e Soissons 7971 d.
- 4e Chantilly 4574 d.
Nog tijdens zijn vliegcarrière werd hij vader van twee superieure stamduiven in Alphen a/d Rijn: de Crack en Ons Goudklompje. Bij hun afstammelingen ronkende namen als Jackpot, Olympic Survivor, Party Animal, Olympic Solange en zoveel meer.
In 1987 haalden ze dan De Star, NL2125476-87, wederom stevig ingeteeld naar de 46 en zijn zoon de 57. Deze Star zal op haar beurt een grote impact hebben op de kolonie in Alphen/Reeuwijk al was het maar door moeder te worden van Olympic Ronaldo. Ook hier klinkende namen bij de verdere afstammelingen: Aladdin, Saint Vincenter 1, Ronumbel, Rolex en zoveel meer.
Van dan af werd er bijna jaarlijks wat bijgehaald in Lekkerkerk, met als uitschieters de Verbartduivin in 1993, de Felle Donder in 1994 direct uit de Geeloger, de Magnum in 1998... Allemaal stevig ingeteeld naar de Verbartlijn. Het kon ook moeilijk anders, want Ouwerkerk had bijna geen andere. In de Star en de Magnum zat ook bloed van de gebr. Vroomen, maar dat is dan weer een ander verhaal.