Artikelindex
Ik, Jan Theelen
Het onverbloemde verhaal van een levensgenieter
Deel I: Hartstochtelijke liefdes
Op bezoek bij Jan Theelen wilden we deze keer vooral de mens achter de melker ontmoeten. We vroegen Jan wat de grote liefdes waren in zijn leven. Als je nu straffe verhalen verwacht, kom je een beetje bedrogen uit: Jan Theelen heeft maar één grote liefde in zijn leven en dat is Truus, waarmee hij nu (2008) 50 jaar gelukkig getrouwd is. Samen delen ze de liefde voor hun kroost, kinderen en kleinkinderen... Daarnaast heeft Jan toch nog een grote liefde natuurlijk en dat zijn de duiven, duiven voor ver en zwaar. Hij kan zich geen leven voorstellen zonder duiven. Ten slotte is Jan ook een verwoed jager. Meer heeft hij niet nodig om intens van elke dag te genieten. Of nee... er is toch nog iets: Jan kan ook enorm genieten van een pilsje samen met zijn vrienden. Van een gewezen cafébaas zou je niets anders verwachten. Geniet maar mee.
Een gewone jongen
Jáán Theelen werd op 15 januari 1932 geboren in Neer als de helft van een tweeling. Op het moment dat we dit schrijven (2008) is hij dus 76, maar even kwiek als een gast van 50. Je moet hem de trappen op zien vliegen naar zijn hokken: daar zit niet de minste aarzeling in. En als hij praat, raak je meteen begeesterd door het vuur dat hem drijft. Hij wordt wel een beetje doof, hij vergeet al eens iets, maar eigenlijk zit er weinig sleet op Jan Theelen. En lachen en gekscheren kan hij nog als de beste. Eens Pallieter, altijd Pallieter.
Jan is geboren in een groot gezin van 13 kinderen. Het waren andere tijden. Om dertien kingeren groot te brengen, daarvoor moest hard gewerkt worden. Thuis is er café en slagerij en daarnaast hebben ze ook een eigen bescheiden veebedrijf. "Voor we naar school gingen, moesten we eerst de koeien gaan melken op de Boekse Weert," lacht Jan, "dat betekende elke dag vroeg uit de veren en een heel end fietsen. Maar het was vanzelfsprekend: elk lid van het gezin moest bijspringen om alles gedaan te krijgen en om rond te komen. Geld om te studeren was er niet en als de leerplicht erop zat (met 14 jaar dus) moesten de Theelenkinderen gaan werken. Zo ook Jan. Hij leerde een fijne stiel in de naburige weefspoelenfabriek en zou daar zo'n vijfentwintig jaar lang een graag geziene stielman en collega zijn.
Warm nest
Jan werd grootgebracht in een warm nest. Dat kun je vandaag nog aan duizend dingen zien: de respectvolle en innemende manier waarop hij met andere mensen omgaat, en natuurlijk in het bijzonder met Truus en met de eigen kinderen Jacqueline, Eugène (Sjaen), Monique en Liesbeth en met ondertussen de 9 kleinkinderen.
Als Jan over vroeger vertelt, over zijn kinderjaren, krijgt hij even de krop in de keel. Dat verhaal moet hij toch nog eens kwijt... over zijn jongste broertje dat tijdens het spelen in de beek struikelt en meegesleurd wordt met het grillige water. Een speelkameraadje kan het verhaal nog met horten en stoten vertellen, maar de 9-jarige benjamin van de Theelenfamilie blijft onvindbaar. De duiker waarin hij werd meegespoeld, wordt onderzocht; de waterloop wordt per millimeter onderzocht, maar de kleine Theelen wordt maar niet teruggevonden. "Het was thuis onleefbaar," weet Jan nog te vertellen, "die onzekerheid over wat er met dat jonge lichaam was gebeurd. Mijn ouders gingen eraan kapot. Een nachtmerrie zonder eind." Pas vijf maanden later werd het stoffelijk overschot gevonden bij werken aan een brug enkele kilometer stroomafwaarts. Vreemd genoeg was deze vondst eigenlijk een opluchting voor zijn ouders. Eindelijk konden ze beginnen aan de verwerking van hun mateloos verdriet. "Want," zegt Jan, "zelfs als je er dertien hebt, kun je er niet één missen..." Jan is duidelijk nog geëmotioneerd als hij eraan terugdenkt. Het is meer dan 60 jaar geleden maar zoiets vergeet je niet gauw.
Truus
Op 7 mei 1958 huwt Jan Theelen met Truus Delissen uit het naburige Swalmen. Veel wittebroodsweken kennen ze evenwel niet. Daar zit pa Theelen voor iets tussen. Hij heeft immers vernomen dat in Buggenum aan de Bergstraat 3 een café met aanpalende feestzaal over te nemen valt. Café en zaal zijn eigendom van de familie Geenen uit Neer, anders gezegd van de brouwerij Lindeboom. "Dat is iets voor jullie," vond vader Theelen. Ze trokken erop af en hapten toe. En zo gebeurde het dat één dag na hun huwelijk Jan en Truus uitbater werden van het ondertussen overbekende dorpscafé op de berg in Buggenum. "Voor wij er kwamen, was het café uitgebaat door een bejaard koppel. Er zat nog weinig leven in: de infrastructuur was totaal verouderd en de klandizie was navenant. Er was dus werk aan de winkel. Truus en Jan slaagden erin om "Café Theelen" nieuw leven in te blazen en in 1965 kregen ze de kans om de zaak volledig over te nemen. Zelf eigenaar geworden, verbouwen Jan en Truus het geheel en van dan af worden Café en Zaal Theelen een werkelijk succesverhaal: het café krijgt een trouw publiek en de zaal wordt het decor voor menig feest en happening. Wanneer de reputatie van Jan Theelen als duivenkampioen groeit, wordt het café steeds meer een ontmoetingsplaats voor duivenmelkers en wordt de zaal meer dan eens the place to be om aan goede duiven te komen van bekende en minder bekende kampioenen.
Maar hoe kwam Jan Theelen in die duivenwereld terecht?
Duivenlokaal
We vertelden reeds dat er bij Jantje thuis ook café was. Dat is maar de helft van het verhaal: het was niet zomaar een café, het was ook het plaatselijk duivenlokaal. De kinderen Theelen hoorden dus van kindsbeen af sterke verhalen van de Blauwe die niet binnenkwam en de eerste verzat, van de Goede Witpen die weer 4 minuten vooruitvloog, van een Belse aanvlieger die verdomd goed kweekte... ze zagen duivensjarels zeulen met grote en kleine korven, waren getuige van het afslaan van de klokken... Het kon niet anders of dat moest bij de jonge Theelens tot de verbeelding spreken. Vader Theelen had voor duiven geen tijd, maar moeder Theelen was zelf een beetje gebeten door de microbe. Zij hield enkele duiven en durfde er zelfs al eens een koppeltje meegeven voor prijs. Maar met zo een kroostrijk gezin, een café en een slagerij en nog wat vee te bemeesteren, was er weinig tijd voor de duiven. Pas toen Jans oudste broer Sef zich ermee ging bemoeien was er van echt duivenspel sprake maar dan nog heel mini. Jantje Theelen werd ook door de microbe besmet en samen met zijn broer begon de opbouw van een bescheiden duivenkolonie. De duiven kwamen vooral van de betere melkers uit de buurt en voor ze het wisten zaten ze in de goede soort. Er werden aanvankelijk enkel de programmavluchten gespeeld.
Maar Jan Theelen droomde – toen al – van de verre drachten. Er werd al eens een duifje meegegeven op de fond, en toen dat nog bleek te lukken ook, was het hart van Jan Theelen voor eeuwig verpand aan het fondspel. Zijn tweede grote liefde was ontdekt: fondduiven.
De oude soort
Toen Jan in mei 1958 introk in de Bergstraat, wilde hij daar zo spoedig mogelijk zelfstandig met de duiven spelen. Hij startte met enkele duiven van het thuishok in Neer. Een belangrijke basispion was een duif van een zekere Jan Jacobs. Het was de Lichtkras 219104-56. Die kweekte voor Jan meteen twee kampioenen: de Kleine Blauwe 449633-58 en zijn nestbroer de Kleine Geschelpte 449634-58. Jan zou voor altijd onthouden dat duiven niet groot moeten zijn om tot grote prestaties te komen! Melkers ook niet overigens. Omdat je ergens moet beginnen, ging Jan meteen kweken van zijn eerste kampioenen. De Geschelpte werd gekoppeld aan een Witoogduivin van Jan Poels en de Blauwe aan de Donkere Witpen Witstaart van Wuts uit Swalmen. Jan die toen al niet vies was van een beetje inteelt, koppelde de kinderen hieruit (neef en nicht dus) terug met elkaar en zijn eerste kweekkoppel was geboren. Het was de Geschelpte 283344-59 (uit de genoemde Witoog Poels x Kleine Geschelpte) en de Vuile Blauwe Witpen (uit de Kleine Blauwe met de Witstaart Wuts).
Zij zijn de ouders van de eerste beroemde duif die in Buggenum het licht zag, de fameuze "Linkse" 1365903-63. De Linkse was geen communist of socialist, maar was gewoon aan de verkeerde poot geringd. Maar wat een vlieger en wat een vererver. Zijn bloedstroom is terug te vinden in fenomenen als daar zijn: het Wonder van Neer, de Zwarte Lady en zelfs in de Rikky als je ver genoeg teruggaat.
Maar ook de broers en zussen van de Linkse waren top én zetten hun kwaliteiten gemakkelijk door. Zo bijvoorbeeld de 787823-65, volle broer van de Linkse, die terug te vinden is in beroemde pedigrees van bv. de 10, de Gouden Kweker van Lalieu-van Doorn, de wereldkampioen El Torro, de Sonja van Hagens. Maar dat zijn andere verhalen. We komen erop terug.
Nog Lichtkras Jacobs
De Lichtkras Jacobs was een reuzenkweker. Theelen koppelde hem verder aan een Hermansduivin die hij had via een zekere Ramakers uit Heythuysen (Leudal). Dat was lang voor Theelen zelf de weg vond naar Jos Hermans. En weer was het bingo.
Uit deze koppeling kwam onder meer de Rode Witoger alias de Toegenaaide. Zijn tweede naam behoeft geen uitleg. Uit de Toegenaaide werd in 1959 de Rode Kampioen 46 geboren, voluit 283346-59.
Via zijn dochter zal deze Rode Kampioen grootvader worden van de Goede Rode 834, voluit 851834-67, één van de absolute stamvaders van het ras Theelen. We komen er bij een volgende editie uitvoerig op terug. Partner van de Rode Kampioen was overigens weeral een duif van Jan Poels, namelijk de Lichtkras Poels.
Het is duideljk dat Theelen het toen reeds in de vingers had om als een virtuoos te kweken en lijnen vast te leggen waarmee hij voor tientallen jaren verder kon.
Herman Schuttelaar
En dan komt Herman Schuttelaar ten tonele. Deze Schuttelaar was politieagent in de gemeente Haelen, de gemeente waar Buggenum deel van uitmaakte. Thans is zowel Haelen als Buggenum opgenomen in de fusiegemeente Leudal.
Schuttelaar was duivenmelker en gelegenheidsschrijver over duiven. Hij zou een niet te miskennen rol spelen in de opbouw van het ras Theelen.
Herman Schuttelaar liep zoals zoveel duivenmannen wel eens graag binnen in café Theelen om over duiven te "ouwehoeren", "melken" zeggen ze in Vlaanderen. Hij werd goed bevriend met Jantje Theelen en heeft als agent meer dan eens een oogje toegeknepen als bleek dat het café Theelen weer eens te laat open was.
Schuttelaar was getrouwd met de dochter van de Nederlandse fondspeler Tiest Stok. Wie wat afweet van de geschiedenis van de Nederlands fondduif, zal ongetwijfeld de namen van Tiest en Nardus Stok zijn tegengekomen. Tiest Stok werd in zijn tijd algemeen erkend als een autoriteit als het om het beoordelen van fondduiven ging. Hij kon vrijwel feilloos de kwaliteiten van fondduiven inschatten en was daardoor een graag geziene en graag geconsulteerde figuur in de besloten duivenwereld van de grote fond. Het is overigens via Tiest Stok dat er ook Hermansbloed terechtgekomen is in het toen ontluikende wereldras van Jan Aarden.
Via zijn schoonvader komt Schuttelaar in contact met de grootheden van weleer: Jos Hermans senior en junior, Jan Aarden, Corneel Horemans, de gebroeders Oomens enz.
Om één of andere reden klikt het bijzonder goed met de familie Hermans en Herman Schuttelaar wordt er al spoedig vriend des huizes. Hij mag zo vaak hij wil van het allerbeste halen in Luithagen en bouwt zijn hok overwegend op met de rode en vale Hermansduiven eerst uit Luithagen, later uit Mariaburg.
Als duivenschrijver is hij bijzonder geïnteresseerd in de opbouw van dit wereldras en doet er dan ook een diepgaande studie van die hij tot in de details neerschrijft in een soort verhandeling voor eigen gebruik.
Wat belangrijker is voor ons verhaal is dat hij zijn vriend Theelen in 1961 overhaalt om eens mee te gaan naar Mariaburg bij Jos Hermans junior. De oude Jos Hermans is inmiddels al 8 jaar dood maar zijn neef heeft de kern van de stam overgebracht naar zijn woonst in Mariaburg-Kapellen.
De eerste Hermansen
Dat gezegende jaar 1961 bracht Jan Theelen twee belangrijke pionnen in voor de opbouw van zijn wereldras. Jan Theelen had reeds ervaring met het ras Hermans via de duivin van Ramakers die hem een kampioen opleverde. Het was dus eigenlijk niet echt moeilijk om hem te overtuigen. Over de prijs die duiven bij Jos Hermans moesten kosten was hij minder zeker, maar Schuttelaar stelde hem gerust. Het zou wel meevallen.
Qua spel was de kolonie Hermans toen al ver over het hoogtepunt heen, maar qua kweekwaarde was alles nog aanwezig in Mariaburg.
"God, wat hadden zij goede duiven," mijmert Jan Theelen nu bijna 50 jaar later. Meest kenmerkend van de Hermansduiven is de formidabele kweekcapaciteit. Die duiven waren zo vakkundig ingeteeld en geselecteerd dat het bijna niet kon verkeerd gaan. Het waren ook gewillige duiven, in alle betekenissen: ze konden alle afstanden aan en vlogen kopprijzen van 100 tot 1000 km. En zoals gezegd kweekten ze gemakkelijk, zowel in kruising als in inteelt. Dat zal ook overduidelijk blijken bij Theelen en dat gedurende vele generaties.
Verder waren de Hermansduiven vrij tamme duiven maar met een vurig temperament en ogen als karbonkels. Ook dat was er vakkundig in de soort vastgelegd door de meester Jos Hermans senior en zijn volgeling Jos Hermans jr.
De Hermansduiven waren fel gegeerd en dus waren ze inderdaad niet echt goedkoop, toch niet voor een jong getrouwde Jan Theelen. Jan is dan ook blij dat hij huiswaarts kan keren met een jonge rode duif en een koppel eieren. Hij besefte echter voor geen cent wat een kapitale duiven dit zouden worden voor de vorming van zijn eigen rode soort...
De "zaak"
Vanwaar die Hermansduiven kwamen en hoe ze vakkundig gekweekt waren, vertellen we volgende week. Nu eerst even terug naar café Theelen. Als Jan Theelen over het café en de zaal praat, heeft hij het meestal over de "zaak". En hij spreekt dat nog steeds uit met enige fierheid. En fier mag hij wel zijn, want hij bouwde inderdaad een renderende zaak op het puin van een godverlaten dorpscafé.
Zolang Jan overdag nog werkte in de weefspoelenfabriek, moest Truus de "zaak" openhouden. En daar kwamen 's morgens en 's avonds nog de duiven bij. Alhoewel... 's morgens... Jan is nooit een vroege vogel geweest en gezien het in de zaak nogal eens laat werd, kwam er 's morgens van duiven verzorgen niet veel in huis. Dan moesten de duiven zich maar aanpassen aan het Spartaanse regime ten huize Theelen. Ook voor Jan was het soms hard: hij moest drie dingen combineren: een voltijdse job als stielman, een café met feestzaal openhouden en een duivenkolonie runnen. Je zou van minder blauwe wallen onder je ogen krijgen.
Halfweg de jaren 70 hield hij het "gaan werken" dan ook voor bekeken. Truus en hij verdienden een goede boterham in de zaak en je moest tenslotte ook nog een leven hebben.
De woensdag rustte hij...
En zo werd Jan Theelen fulltime kastelein. een "vliegende kastelein" dan nog wel, want dit was de bijnaam die hij vrij snel verwierf toen het ook met de duiven steeds beter liep. Maar zeven dagen op zeven werken, dat vond Jan ook maar niets en dus werd er met Truus overeen gekomen dat hij de woensdag zijn sabbatdag zou nemen. Een rare dag voor een duivenliefhebber, zal je zeggen. Maar dan weet je wellicht niet dat Jan Theelen er nog een derde grote liefde bij heeft: jagen. En dat moest dan maar de woensdag, samen met zijn vrienden Jac Sangers uit Beek en Dré Hauben uit Spaubeek.
Veel groot wild loopt er niet rond daar in de streek, dus wordt er vooral gejaagd op hazen. "Haaáàazen" zegt Jan Theelen, en hij zegt dat met zoveel genot in zijn stem dat het water je in de mond komt. Je hoort zo dat die hazen achteraf ook best lekker op tafel kwamen.
Duiven en pilsjes
Er zijn er die wereldberoemd geworden zijn met de formule "meubelen en duiven"; Jan werd beroemd om zijn formule "pilsjes en duiven". Want zeg nu zelf, bij welke kampioen kun je zomaar eens binnenlopen als er niets op tv is? Bij Jan Theelen kon je dat, elke dag als je dat wilde en je had nog reuzeveel kans dat er ook nog andere - grote en kleine - melkers aan het buffet stonden. En dan werd er niet over het weer gepraat, of toch wel, als de duiven moesten gelost worden en het weerbericht uitvoerig geanalyseerd werd. Als Jan zijn verhalen vertelt, dan hoor je zo dat dit wel eens de tweehonderdste keer kan zijn dat hij dat verhaal in geuren en kleuren vertelt. De sappige details rollen er zo uit, je hangt aan zijn lippen, want vertellen kan de vliegende kastelein wel.
Jan Theelen heeft het nooit zover gedreven dat je bij 10 pilsjes een jonge duif of een koppel eikes kreeg, maar soms leek het er wel op. Als je bij Jan in de smaak viel, dan durfde hij wel een 's nachts naar het hok klimmen voor een eitje of een graanjong. En dan had je nog veel kans dat je iets goed meenam, want bij Jan was alles uit één zelfde familie.
Onderbroekenlol
Ga vooral niet denken dat er bij Jan Theelen in de zaak zwaar gefilosofeerd werd over de wereldproblemen. Daar is het leven veel te kort en te mooi voor. Wie Jan een beetje kent weet dat hij een genieter is en een lacher. "Ik ben altijd een optimist geweest", zegt Jan zelf, "Ik blijf lachen ook als het eens tegen zit. Dat is het beste tegengif." Als iedereen er zo over dacht, dan waren er vast minder zure gezichten in dit tranendal.
Dat Jan ook niet om een grap verlegen is, weet ook iedereen. Zet Jan Theelen in een gezelschap en er is lachen geblazen. Wie er dan ook graag bij is, is Fons van Ophuizen, "Funs" voor de vrienden. Jààn en Funs zijn dikke vrienden en laten ook geen kans voorbij gaan om elkaar eens flink te plagen. Eén anekdote zal dat meer dan duidelijk maken. Toen Jan 's nachts in zijn onderbroek de "10" was gaan klokken, vertelde hij dat aan de reporter van dienst, Fons dus. Jan was erg zenuwachtig geweest en daardoor had hij wat problemen gehad om het constateerbriefje te klokken. Door zijn geklungel had hij een loze afslag gemaakt en was daar niet gerust in. Dezelfde week stond het verhaal helemaal aangedikt in de krant... Fons vertelde er dat Jan het bewuste briefje kwijt raakte en in paniek in huis kwam gelopen al roepend: "Help mich... Help mich... Ik ving het breefke neet meer!". Na lang zoeken vond zijn vrouw het zogezegd terug ... in zijn onderbroek. "Daar was niets van waar natuurlijk" schatert Jan nu nog, "Fons had dat helemaal verzonnen om mij een loer te draaien. Zo gaat dat, als je zelf graag een frats verkoopt, moet je er ook tegen kunnen dat ze je er eens door nemen."
Dat er in café Theelen heel wat afgelachen is aan de tapkast, daar kun je van op aan.
Voor mij een pilsje
Jan drinkt graag een pilsje. Het hoort bij zijn avondritueel. Even afzakken naar het oude café, nu café Oppeberg, en er vrienden ontmoeten rond een frisse pint. Jan wil enkel de kleine pilsjes: je wordt er niet zat van en die hebben niet de tijd om lauw te worden. Van een vakman gezegd.
Ook de zondagavond is nog steeds duivenavond in het café en dan komen meestal dezelfde kompanen van weleer afgezakt: Piet van Doorn, Piet Pansers van Beerzel, Lei van den Eijnde van Someren-Eind... samen met gelegenheidsgasten die het gebruik nog kennen. En nog steeds wordt er plezier gemaakt en gelachen. Jan Theelen is een beroepsgenieter.
We geloven niet dat Jan vijanden heeft: daarvoor is hij een veel te fijn mens. Hij kan luisteren als de besten en heeft een groot inlevingsvermogen. Maar hij kan ook schateren en tateren.
En weet je wat misschien wel zijn grootste kwaliteit is? Jan Theelen is recht voor de raap. Hij zegt de dingen zoals ze zijn ... maar hij doet dat tactvol en zonder ooit iemand anders te willen kleineren of kwetsen. En toch weet je wat je aan hem hebt. Een levenskunstenaar van het zuiverste gehalte.
Roem is vergankelijk
"Je moet alles relativeren," weet Jan als een soort geheim recept te vertellen, "ook jezelf, ook je prestaties, ook de kleine en grote tegenkantingen. Dan komt het lachen vanzelf."
En om als het ware zijn stelling te bewijzen schiet Jan in een hartelijke lach als we hem vragen of hij nog documentatie heeft die we even kunnen meenemen voor dit feuilleton: oude kranten, pedigrees, foto's, uitslagen. "Man, man, dat had ik allemaal," zegt Jan gekscherend, "netjes geklasseerd in een grote kartonnen doos... Laat die doos nu toch per ongeluk meegegeven zijn met de papierslag!" Weg dus het archief Theelen, in één klap. Je stelt je er meteen een kolossale huiselijke ruzie bij voor. Maar niets daarvan: Jan blijft er vrolijk bij en zegt schalks: "Je merkt het hé, roem is vergankelijk."
Gelukkig hebben we zelf nog heel wat in onze documentatie steken en daarbij heeft Jan toch nog wat kunnen bijeenscharrelen van de voorbije gloriejaren. Wat daar allemaal in steekt aan hoogtepunten en sterke verhalen verneem je in de volgende afleveringen.