Artikelindex
Deel II De rode draad
Wie aan Theelenduiven denkt, denkt onvermijdelijk aan rode en vale duiven, ook al had Jan in zijn carrière menige fameuze Kleine Blauwe of Goede Donkere. Vrijwel iedereen weet ook dat Jan Theelen die rode duiven vooral had van ene Jos Hermans. Ook bij Hermans was het allemaal rood en vaal wat de klok sloeg. Die had zijn rode vooral van Wegge en De Herdt en later van dr Bricoux, ook al een bezitter van een overwegend rood gekleurde kolonie superduiven... Theelen is in goed gezelschap met zijn rood legioen.
In de tachtiger jaren was 80% van de Theelenkolonie rood. Iedereen wist dat en velen wilden bij Jan niets meenemen als het niet rood of vaal was. Maar vanwaar kwam al dat rood en wie was eigenlijk Jos Hermans?
Het misverstand
Je komt er soms moeilijk aan uit: Jos Hermans Luithagen, Jos Hermans Mortsel-Oude God, Jos Hermans Mariaburg, Jos Hermans Kapellen, ... Wie is nu eigenlijk wie en wie woonde waar?
De zaak wordt een stuk duidelijker als je weet dat er 2 Jos Hermans in het spel zijn. We noemen ze verder Jos Hermans sr en Jos Hermans jr. Eerstgenoemde was de oom van de andere maar de relatie tussen beide was veel meer dan alleen maar de familieband: junior was wat de duiven betreft de kompaan en later de opvolger van senior en hield gedurende tientallen jaren de duivenstam Hermans intact ook na de dood van Jos Hermans sr. Dus twee personen Jos Hermans, maar slechts één ras, één stam Jos Hermans.
Jos Hermans senior leefde van 1867 tot 1953 en woonde overwegend in Mortsel op de wip tussen de woonkernen Oude God en Luithagen (vroeger Luythaegen). Junior ging na zijn huwelijk wonen in Mariaburg (Kapellen) waar hij na de dood van Jos Hermans senior de kern van de stam overnam en de duiventraditie verder zette.
En voor alle duidelijkheid: het was bij junior dat Jan Theelen de mosterd en de rode duiven haalde. Dat was in de jaren 60-70. Jos Hermans senior was toen al zaliger gedachtenis.
Lieven Gevaert en Jozef Hermans
Wie Mortsel zegt, denkt wellicht ook meteen ook aan Agfa Gevaert, een bedrijf met wereldfaam, ontstaan door samensmelting van het Duitse Agfa en het Antwerpse Gevaert. Het familiebedrijf Gevaert, producent van fotomaterialen, was gesticht door Lieven Gevaert in 1890. Einde 19de eeuw kende Mortsel een enorme boom, zowel economisch als wat bevolking betreft. Vooral de kern Oude God-Luithagen kende een grote bloei. Gevaert alleen al stelde rond de eeuwwisseling reeds een 400-tal mensen te werk in zijn exploderend bedrijf. Hij produceerde vooral fotopapier en bracht heel wat wereldprimeurs op de markt met de nodige patenten erbij.
Je vraagt nu misschien wat het verband is tussen Lieven Gevaert en Jos Hermans senior. Eigenlijk geen, of toch: ze waren – economisch althans – plaatsgenoten, ze waren tijdgenoten, ze droegen bij tot de welstand en bloei van Mortsel en waren allebei graag geziene figuren. En ze kregen beide een straat naar hen benoemd in Mortsel. Dat zegt al wat over de dankbaarheid van de bevolking. Jos Hermans senior was overigens gedurende 16 jaar (1925-1941) de graag geziene burgemeester van Mortsel.
Brouwerij Gebroeders Hermans
De lezer vergeve mij deze excursie, maar hoe kunnen we beter de edele origine van de Theelenduif belichten dan met het verhalen van de opbouw van de duivenstam van zijn belangrijkste leveranciers: Jos en Jos Hermans. Dat we hier feiten kunnen vertellen over de stam Hermans die niet eerder gepubliceerd werden, danken we in hoofdzaak aan een nooit uitgegeven geschrift van wijlen Herman Schuttelaar, duivensportkronijker en huisvriend van Jos Hermans jr én - belangrijk detail - van Jan Theelen.
Het verhaal begint diep in de 19de eeuw. De broers Petrus en Jozef Hermans (Jos sr dus) werden geboren in een traditie van zelfstandige ondernemers. Hun ouders en grootouders hadden zich via een welvarende commercie in Edegem opgewerkt tot welstellende en gerespecteerde middenstanders. Het was in het licht van de onmiskenbare expansie van Mortsel als commercieel centrum dat de beide broers er aan de Mechelsesteenweg een brouwerij stichtten met de voor de hand liggende naam: Brouwerij Gebroeders Hermans.
Brouwerijen en in het bijzonder familiebrouwerijen hadden toen nog een leven. Alleen al Mortsel telde er vier. Het was lang voor de tijd dat multinationals als een pletwals over het land gingen en vrijwel alle kleine brouwerijen opslorpten of versmachtten.
Zoals het een goed familiebedrijf past, werden de taken netjes verdeeld, ieder volgens zijn talenten: Petrus Hermans (jr) was als voyageur-verkoper heel vaak op de baan terwijl Jos Hermans de brouwer-zaakvoerder was die ter plaatse alles beredderde.
De oude soort
Vader Hermans, Petrus senior dus, was van kindsbeen af een verbeten duivenmelker. Via een neef kwam hij aan de soort van de beroemde fondspeler Van der Linden van Gent. Gekruist met duiven van ene Mortelmans zou deze soort tientallen jaren meegaan en zou ook de basis vormen voor de eerste duiven van Jos Hermans sr die in 1894 huwde en voor eigen rekening ging spelen in Edegem. Jos sr had thuis als knaap de stiel geleerd bij vader en werd er reeds als 14-jarige de eigenlijke verzorger. In zoverre dat de oude Petrus bij de verhuis van zijn zoon er zelf de brui aan gaf en zijn kolonie voor heel wat goudfranken verkocht in het Antwerpse Koffiehuis.
Twee duiven van vader Petrus zouden de basis vormen in Edegem: de Kortbek en de Goede Blauwe. Vier jaar later, in 1898, verliet Jos Hermans (sr) Edegem en vestigde zich in Mortsel-Luithagen en zou daar zijn wereldberoemde stam vormen.
Wegge
Het is allemaal meer dan een eeuw geleden, maar toch is de naam Wegge in duivenmiddens een naam die nog steeds tot de verbeelding spreekt, zeg maar omgeven is met een waas van mysterie en respect. Mulder Karel Wegge moet goede gehad hebben, dat staat als een paal boven water, mogelijks zelfs de beste van zijn tijd. Van origine waren de basisduiven van Wegge overwegend Ulens, net als de duiven van Grooters, Vekemans enz.
Het valt erg te betwijfelen of Wegge eigenlijk wel een eigen ras had. Een inteler à la Janssen of Carlens of Cattrysse was hij duidelijk niet; een grootmeester in het kweken van de moderne duif des te meer. We kunnen ons Wegge beter voorstellen als een gegoede burger die niet op een paar frank moest kijken en die overal de beste duiven kocht die in zijn kweekprogramma pasten. Maar Wegge was ook niet te beroerd om anderen te laten meegenieten van zijn kweektalenten. Toen Wegge in 1896 stierf, was er eigenlijk geen enkele kampioen, die naam waardig, die geen Wegges had. Velen daarvan hebben ze tot tientallen jaren na zijn dood proberen zuiver door te kweken.
Het hoeft ons dus geenszins te verwonderen dat ook Jos Hermans de nodige Wegges in zijn stam bracht, rechtstreeks of via vrienden die ze rechtstreeks of zuiver hadden. Zeg maar dat de duiven van Jos Hermans voor 80% of meer Wegges waren. Ook de rode kleur kwam vooral via duiven van Karel Wegge bij wie de Oude Rosten een hele dynastie superieure roden en valen had voortgebracht.
De Zot
Een oom van Jos Hermans (sr nog steeds), namelijk pater Nagels, bezat een superduif: de Goede Vale Wegge - weeral. En het was een "goede" die onder andere een 1e Lyon vloog, een 1e Châteauroux en een 2e Poitiers. Uit een rode dochter van deze Vale Wegge kweekte pater Nagels voor Jos Hermans zijn "Romenaar": prijs per 20-tal uit Rome, 4e Barcelona en 5e Mora de Ebro. Een kilometervreter dus.
Met een duivin van De Herdt van het naburige Kontich werd bij Hermans uit de Romenaar het Goudklompje gewonnen, een veelzeggende naam die weinig verdere uitleg behoeft.
Dit vermaarde Goudklompje werd vader van de weergaloze Zot '07, een duif die voor Jos Hermans 107 prijzen vloog en een machtige stamvader zou worden. En de Zot was een rode die de kleur had van zijn moeder, een rode Wegge via dezelfde De Herdt. De Zot gaf vooral topduiven in de tweede generatie. We hebben dit verhaal al eerder gehoord. Tot op heden heeft niemand daar een zinnige verklaring voor aangebracht. De duivensport heeft zo zijn geheimen.
De Boot
Uit de lijn van de Zot kweekte Jos Hermans in 1934 zijn overbekende Boot, 6168468-34. De Boot was qua model dieper dan de gemiddelde Hermansduif, een boot dus... Vader was de Rode Witbek, tweemaal achterkleinzoon van de Zot en moeder van de Boot was het Vaaltje Bricoux. Er wordt wel eens verteld dat de Hermansduiven overwegend Bricouxbloed voerden... niet helemaal correct dus. Jos Hermans heeft welgeteld één directe Bricoux ingevoerd, voor een groot bedrag aangekocht op de gedeeltelijke verkoping van de dokter in 1930. Van deze Rode Bricoux heeft eigenlijk slechts één dochter haar stempel gezet op de stamvorming in Mortsel: het Vaaltje Bricoux. Ze was dan wel de moeder van de Boot... en lag dus mee aan de basis van heel de naoorlogse soort.
Moeder van het Vaaltje Bricoux was dan wel weer een vale kleindochter van de Zot, de onvermijdelijke stamvader van Luithagen.
Eigenlijk bracht Jos Hermans heel weinig nieuwe duiven in zijn stevig ingeteelde stam: nog wat Wegge via zijn vriend Jos Deboth, een donkere Wegge via notaris Van der Avoort, een halve Bricouxduif via Sion, nog een doorgekweekte vale Bricoux via Hentges en dat was het zo ongeveer. Het is duidelijk dat Jos Hermans graag in dezelfde bloedstromen bleef, want Bricoux was in wezen hetzelfde bloed als de roste Wegges, namelijk Ulens (de éne via Vekemans en de andere via o.a. Grooters). En dan vergeten we bijna de inbreng van de Blotte, ring 700193-51, een eigen zoon van de 1e nationaal Barcelona 284097-46 van Danhaive, en dat was – juist – een pure Bricoux. Die Rode Barcelona van Danhaive was overigens een fondcrack. Naast de 1/3339 nat. Barcelona vloog hij nog 3/1098 internat. Saint-Vincent, 7/4425 internat. Bilbao en 3/2929 internat. San Sebastian. Ook dat bloed zit nog in de Theelenduiven.
Jos Hermans jr
Petrus jr, de broer van Jos Hermans sr had het niet zo op duiven gezien. Zijn zoon Jos echter des te meer. Deze werd geboren in 1906 in Luithagen en was reeds als knaap niet weg te slaan van de hokken van oom Jos. Met een duif in het hart geboren zoals dat heet. Jos jr leerde snel aan de duivenschool van oom Jos, in zoverre zelfs dat hij op 19-jarige leeftijd, na het beëindigen van zijn legerdienst, vrijwel het hele gewicht van de kolonie op de schouders kreeg. Dat was in 1925, het jaar dat Jos Hermans sr burgemeester werd van Mortsel en daardoor steeds minder tijd had voor de duiven. Senior bleef natuurlijk wel mee aan het roer staan en bepaalde mee het beleid van de kolonie.
Samen gingen ze af en toe wel door moeilijke tijden: in 1926-1927 bv. hadden ze af te rekenen met een felle uitbraak van paratyphus destijds beter bekend als "vleugelziekte". De kolonie overleefde deze beproeving en keerde vrij snel terug naar de top om echter een dikke tien jaar later ten prooi te vallen aan de Duitse bezetter. Op risico van hun eigen leven slaagden de Hermansen erin om een tiental van de belangrijkste duiven onder te duiken, zij het dan zonder hun vaste voetringen, want die moesten ingeleverd worden. Zo werden onder andere de Boot, de Familière, de Deserteur, de Dikke Rode en nog zo een zestal toppers tijdens de oorlog gehuisvest bij een bevriend melker buiten de sperzone. Gelukkig kwamen na de vijandelijkheden ook nog een dertigtal in Brussel ingeleverde duiven terug.
ZB44
Uit de Boot werd nog tijdens de oorlog een fenomenale rode gekweekt, 291133-44 die door het leven zou gaan als ZB44 (kort voor Zoon Boot van '44). Moeder was een dochter van de Deserteur, ook eentje van de onderduikers. Dat er uit de Boot zelfs in ballingschap gekweekt werd is begrijpelijk vermits deze superduif ondertussen 10 jaar aan het worden was... en inderdaad jammer genoeg niet veel ouder zou worden.
ZB44 zou nog meer dan zijn vader een nieuwe stamvader worden in Luithagen. Hij is onder andere vader van de Wilde, de Schulte, de Vale Premie en nog zo een dozijn toppers.
Met de ZB44 komen we in de buurt van Jantje Theelen, want de drie stamduiven die hij in Mariaburg betrok bij Jos Hermans jr, hebben alle drie deze ZB44 diverse keren in de stamboom.
Een andere zoon van de Boot, de Manke Vale, zou via Tiest Stok, huisvriend van Jos Hermans en schoonvader van onze geschiedschrijver Schuttelaar, en via Wagemaker een belangrijke rol spelen bij de stamvorming van Jan aarden en - als we Schuttelaar mogen geloven - een van de onbekende factoren zijn in de pedigree van het Vaaltje en Blauwke De Ron.
1953
In 1953, op 86-jarige leeftijd, sterft Jos Hermans kinderloos. Er waren 13 erfgenamen die, om uit de onverdeeldheid te geraken, wensten dat de 121 duiven die in Luithagen vertoefden, zouden verkocht worden. Jos Hermans jr woonde in die periode al in Mariaburg en bevolkte daar in 1953 zijn nieuwe hokken met een 70-tal afstammelingen van alle Hermanstoppers: Binchou, Wilde, Schulte, kleinkinderen van de Boot, de Blotte , de Deserteur, de Duits enz. De originele duiven van Luithagen kwamen integraal onder de hamer door toedoen van De Duif en dit onder massale belangstelling.
Reeds in 1954 maakten de jaarlingen in Mariaburg een blitse start en de naam Jos Hermans was eigenlijk nooit weggeweest. Toch was de magie een beetje weg: de oude Jos Hermans was niet meer en de zoon van Jos Hermans jr, ook Jos Hermans gedoopt - hoe kan het anders – was meer geïnteresseerd in paarden dan in duiven.
Toen Jos Hermans forme- en gezondheidsproblemen kreeg op het nieuwe hok en er geen antwoord op vond, verloor hij zijn ijver en verkocht ten slotte in 1978 de 30 overblijvende duiven aan een Nederlander. Exit Jos Hermans jr die het toch klaarspeelde om zelf bijna eeuweling te worden. Zonder duiven dan. Hij stierf in december 2005. In januari 2006 zou hij 100 jaar geworden zijn.
Ontelbaar
De liefhebbers die met de Hermansduiven lukten en er soms volledige kampioenenkolonies uit fokten, zijn niet te tellen. Zelfs toen het bij de ouder wordende Jos Hermans jr zelf niet zo goed meer wilde lukken, bleven anderen top spelen met de duiven die ze bij hem haalden.
Het is zowat in die periode dat Jan Theelen op de proppen komt. En het is Herman Schuttelaar die hem de weg wijst naar Mariaburg: een eerste keer in 1963 en daarna opnieuw in 1971.
Jan Theelen was in goed gezelschap, want grootheden als Guillaume Stassart, Jac Tournier sr, George Fabry, Paul Sion, Tiest Stok, gebroeders Oomens, Jef van Wanroy, Ko Nipius, Roger Van Gulck, Louis Pepermans, Valère Docker, Robert Tanghe en zovele anderen waren hem voorgegaan om het bloed van die zo gegeerde rode Hermansduiven in huis te halen.
Er is bij anderen een hele toonzaal vol auto's gewonnen met die Hermansduiven en ook bij Theelen zouden ze een blijvende stempel zetten op de kolonie, en dat niet enkel door de rode kleur.
Oude Rode Hermans
De eerste duif die Jan Theelen bij Jos Hermans haalde wás een rode. Hoe kan het ook anders? Het betrof de Belg 6303906-63. Hij had 4 keer de ZB44 ("Zoon Boot", weet je nog?) in zijn stamboom. Zowel van vaders als van moeders kant stamde hij af van de Binchou 6241816-47. Deze blauwe crack werd Binchou genoemd omdat hij als jong werd teruggehaald in Binche. Binchou was overigens ook de bijnaam van Omer Taveirne, één van de betere Belgische renners in de dertiger jaren. De Blauwe Binchou won voor Jos Hermans onder andere een 1e Angoulême met 35 ' los in groot verband. Nationaal won hij toen de 3de prijs tégen de wind en de massa en de logica in. We mogen gerust zeggen dat de drie voornaamste duiven die Theelen in Mariaburg zal halen, alle drie in ruime mate dat Binchoubloed voerden. Misschien hebben ze van de Binchou het kopvliegen en vooruitvliegen geleerd? Of is het van de Schulte die 3 keer in de pedigree ven de Oude Rode voorkomt? Deze Schulte, een zoon van de ZB44, won de 1e nationaal Bordeaux voor Jos Hermans. Om maar de zeggen dat de Oude Rode Hermans alle goede bloedlijnen via doorgedreven inteelt stevig in de genen ver"anker"d had.
De belangrijkste zoon die Jan Theelen kweekte uit zijn Oude Rode Hermans, was ongetwijfeld de kampioenenduif "Goede Rode 834", voluit 851834-67 waarover volgende keer meer. Moeder van deze 834 was een dochter van de Rode Kampioen 46 van Theelen die via via ook een 50% Hermans was.
Oude Donkere Hermans
Bij zijn bezoek aan Hermans bekwam Jan Theelen ook nog een kostbaar eitje dat zorgvuldig werd overgelegd en waaruit de Donkere Hermans geboren werd, door Theelen geringd met een Nederlandse ring NL63-1365990.
Omdat bij Jos Hermans alles één grote familie was, vlijtig ingeteeld naar enkele topduiven, was de Oude Donkere dus ook vrij nauw verwant aan de Oude Rode. Ze waren beide ingeteeld naar de ZB44, de Vos Wilde van '52 en de onvermijdelijke Binchou. De Oude Donkere had evenwel 25% vreemd bloed in zijn karakterlijf via een duif uitgewisseld met de Waalse kampioen Guillaume Peeters-Beaufort van Biomont.
Jan Theelen paarde de Donkere aan zijn eigen Lichte Saint-Vincentduivin die niet minder dat 12 fondprijzen gevlogen had. Uit deze meesterkoppeling kwam onder meer de "Goede 016".
Naar Kallo
Wie vandaag op de kaart gaat zoeken naar het dorpje Kallo, vindt maar de helft of nog minder terug van de oorspronkelijke gemeente: de ander helft werd immers onteigend door vadertje staat en van de kaart geveegd voor een uitbreiding van de haven... Nochtans had ene Roger Van Gulck er alles aan gedaan om Kallo wel degelijk helemaal op de wereldkaart te zetten zoals dat heet, met Hermansduiven dan nog wel. Ook de familie Van Gulck deelde samen met zowat 450 andere gezinnen in het onteigeningsleed en moest uitwijken naar Melsele.
Jan Theelen wist via Schuttelaar van die Hermansduiven en trok in 1964 naar Kallo om nog meer Hermansbloed op zijn hokken te halen. De belangrijkste aanwinst was hier de "Garantieduivin" omdat Van Gulck de duif met waarborg verkocht: geen goede, geld terug. Zo zeker kon je toen zijn van de doorkweek van die Hermansduiven. Verder bekwam Jan Theelen er uit alle goede lijnen: Vuile Blauwe, Manke Rode, Coppi enz. kortom uit alle duiven waarmee Van Gulck toen de wet dicteerde op de fond in de provincie Antwerpen.
Het wonderlijke Trutje
In 1971 ging Theelen terug naar Mariaburg bij Jos Hermans zelf en kwam deze keer terug met een korf met zes jonge duiven. Daarbij zat een onooglijk rood duivinnetje, een nicht van de Oude Rode van '63. Verder ging dat roodje langs beide kanten terug naar de Vale Binchou, een van de betere zonen van de Binchou himself.
Theelen zette ze op de kweek bij zijn vriend Thei Dirckx die een deel van de kwekers van Jan huisvestte in de Nussestraat in Buggenum. Het was een klein maar o zo karaktervol duivinnetje dat al snel de lieveling werd van Thei die ze liefkozend "Trutje" noemde. En het is Trutje gebleven... Vandaag is Trutje een naam als een klok in duivenland en weet iedereen dat dit een wonderbare kweekster was, al was het maar omdat ze moeder werd van de weergaloze (en dit is vast geen misplaatste superlatief) 508 van Theelen, beter bekend als de "Fameuze 08" met ring 590508-72.
Recept Hermans
Om die 08 te kweken greep Jan Theelen naar de zachte inteelt volgens het honderdjarige recept van Luithagen/Mariaburg.
Jan Theelen koppelde de Goede Rode 834 (de hiervoor vermelde zoon van de Oude Rode Hermans) met duivin 812584-70, een kleindochter van de Oude Donkere Hermans. Hieruit kwam de "Goede Kweker 348", ring 1414348-71. Dat het een goede kweker was, zou natuurlijk pas later blijken, maar omdat hij nogal wat Hermansbloed in zich had, koppelde Jan Theelen deze jaarling terug aan het pas verworven Trutje, ook van 71, en het was bingo. Het beste kweekkoppel dat ooit in Buggenum huisde, was geboren. Daar kwamen minstens 20 goede duiven uit, bij Jan en bij vrienden, kennissen en kooplustigen van heinde en ver. De vaandeldrager uit dat superkoppel was de Fameuze 08 die de natuurlijke kopman en stamvader zou worden van de hele rode en vale Theelenkolonie, een rol die zijn kleinzoon de Vale Marathon later zou overnemen.
De Fameuze 08 werd reeds als jaarling eerste kampioen met 11 prijzen waarbij een eerste uit Orleans. Als jaarling vloog de 08 terug 6 op 6 en kwam de zevende keer gekwetst thuis. Jan Theelen aarzelde niet en ging in volle vertrouwen van de 08 kweken. Zijn aanvoelen was juist: de 08 werd een nog veel betere kweker dan vlieger.
Plakduivin
Bij het lot jonge Hermansduiven van 71 was ook de Plakduivin, een kleindochter van de Dikke Rode 2. De Plakduivin was iets minder dominant aanwezig in de stamvorming van Theelen, maar ze was wel de grootmoeder aan vaderskant van de Fameuze 10. En wat die 10 eerst presteerde op de vluchten en later op de kweek met de Vale Marathon dat is een verhaal apart...
Dat verhaal plus wat die rode en vale Hermansduiven (en de andere ingebrachte klasseduiven natuurlijk) bij Jan Theelen teweeg brachten leest u in de volgende delen...